Week 2 Flashcards
1
Q
Waar staat in het WAT? HOE? WAARO? model “WAT” voor?
A
Het niveau van functioneren, activiteitenniveau, wat kan de patient zelf?
2
Q
Waar staat in het WAT? HOE? WAARO? model “HOE” voor?
A
Wijze van functioneren, functieniveau, Hoe doet de patient dat?
3
Q
Waar staat in het WAT? HOE? WAARO? model “WAAROM” voor?
A
Analyse van functioneren, functieniveau, Waarom doet hij zo?
4
Q
Wat betekend onderzoekend behandelen & behandelend onderzoeken?
A
Tijdens het onderzoek kijk je wat de patient kan, dit is dus ook al een soort behandeling. En tijdens de behandeling onderzoek je ook of iemand weer meer kan.
5
Q
Wat betekend taak- en context specifiek oefenen (taakgerichte bewegingsprogramma’s Motor Relearning Program MRP)
A
- Zo snel mogelijk functioneel oefenen = doelgericht
- Taak- en context specifiek oefenen gericht op de hulpvraag
- Zo snel mogelijk hulpmiddelen geven
- Zo snel mogelijk gaan lopen (mobiliseren)
- Er worden stoornissen (grondmotorische eigenschappen) behandeld als deze het functioneel handelen belemmeren.