Week 13 Flashcards

1
Q

Wat zijn de functies van de huid?

A
  1. Barriëre functie:
    → Micro-organismen
    → uv licht
    → schadelijke stoffen
  2. Handhaven intern milieu
  3. Pijn en temperatuur voelen
  4. Isolatie voor warmte en kou
  5. Opslagplaats voor energie
  6. Omzetten vitamine D
  7. Stootkussen
  8. Intermenselijk contact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke lagen bestaat de huid?

A
  1. Epidermis
  2. Dermis
  3. Subcutis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de lagen van de epidermis?

A
  1. Stratum corneum
  2. Stratum Lucidum
  3. Stratum Granulosum
  4. Stratum Spinosum
  5. Stratum Basale
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar bestaat de epidermis uit?

A
  1. Keratinocyten (hoorncellen)
  2. Melanocyten (pigmentcellen)
  3. Langerhanscellen
  4. Merkelcellen
  5. Vrije zenuwuiteinden
  6. Geen bloedvaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat hebben mensen met een donkere huid meer?

A

Hoger aantal melanosomen en ook grotere melanosomen. Melanocyten is bij ieder mens ongeveer gelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn wat kenmerken van de dermis?

A
  1. de overgang van epidermis naar dermis heet het basale membraan
  2. Heeft papillen voor stevigheid
  3. Heeft bloedvaten voor temperatuur regulatie
  4. Dikte van 1-3 mm
  5. Heeft fibroblasten als tussenstof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de belangrijkste cellen van de dermis?

A

FIbroblasten, die maken dermale matrix
→ dat bestaat uit collageenvezels en elastinevezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er met de huid als je ouder wordt?

A
  1. De elastinevezels gaan kapot
  2. Er wordt minder talg geproduceerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke zweetklieren heb je?

A
  1. Eccriene zweetklieren
    → in dermis/ subcutis
    → thermoregulatie, terugresportie Na, homeostase water en electrolyten
  2. Apocriene klieren
    → dieper in subcutis
    → oiv androgenen secreet door bacteriën omgezet (lichaamsgeur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de functies van de dermis?

A
  1. mechanische bescherming
  2. thermoregulatie
  3. aanvoer voeddingstoffen/ zuurstof
  4. aanvoer ontstekingscellen
  5. pijn- en tastzin
  6. aanvoer keratinocyten en melanocyten bij wondherstel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar bestaat de subcutis uit?

A
  1. vnl. vetcellen → lipocyten
  2. netwerk van bindweefsel
  3. verder bloedvaten, zenuwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de functies van de subcutis?

A
  1. Energiereserve
  2. isolatie
  3. waterreservoir
  4. stootkussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het diagnostische proces van huidziekten?

A
  1. dermatologisch onderzoek: PROVOKE
  2. kiezen van meest kenmerkende verandering
  3. aflopen differentiële diagnose
  4. kiezen diagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar staat PROVOKE voor?

A

P = plaats (voorkeurslocatie,symmetrie)
R = rangschikking (bv. in groepjes)
O = omvang (aantal+grootte)
V = vorm (bv. rechthoeking of lineair)
O = omtrek
K = kleur
E = efflorescenties → bloeiwijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Door welke bacterie wordt lyme veroorzaakt?

A

Borellia burgdorferi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn kenmerken van het 1ste stadium (vroeg gelokaliseerde infectie) van lyme borreliose?

A
  1. lokale infectie
  2. 3-30 dgn na de beet
  3. centrifugale uitbreiding
  4. erythema migrans
  5. 75% centrale opheldering (EU)
  6. 30-60% jeuk, brand gevoel
  7. algehele malaise
  8. vermoeidheid, koorts
  9. soms asymptomatisch (51%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurt er in het 2de stadium van lyme?

A

Bij een onbehandelde infectie (<1 jaar), kan de bacterie zich verspreiden naar andere delen van het lichaam en verschillende organen aantasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de symptomen van een 2de stadium lyme infectie?

A
  1. multiple secundaire huid laesies
  2. koorts
  3. algehele malaise
  4. vermoeidheid
  5. menigitis
  6. radiculitis
  7. hersenzenuwuitval
  8. carditis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn kenmerken van een 3de stadium lyme infectie?

A
  1. 1 jaar na infectie of EM
  2. chronisch (>6mnd)
  3. polyneuropathie
  4. encephalopathie:
    → cognitieve stoornissen
    → slaapstoornissen
    → persoonlijkheidsstoornissen
  5. chronische artritis
  6. ACA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de epidemiologie van Lyme?

A

Verwekker: Borrelia afzelii/garinii/burgdorferi
Vector: Teken (Ixodes)
Reservoir: herten, knaagdieren
Voorkomen NL: juni-december (95%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarvan is het risico van Lyme afhankelijk?

A
  1. dichtheid teken
  2. prevalentie geïnfecteerde teken
  3. mate, frequentie en duur van expositie
  4. kans op klinische Lyme na beet van geïnfecteerde teek is 1-3%
  5. positiviteit teek geen voorspellende waarde voor infectie!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn diagnostische middelen voor het stellen van de primaire klinische diagnose Lyme?

A
  1. Serologie:
    → ELISA (screenen)
    → Western blot (confirmeren)
    → IgG soms jarenlang afwezig
    → Seroreactiviteit garandeert geen bescherming
  2. Kweek:
    → huidlaesies (sens. = 60-80%)
    → neuroborreliose (sens. =15%)
  3. PCR:
    → variabele sens. bij neuroborreliose
    → variabele sens. bij huidlaesies
    → Lyme artritis sens. 75-90%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat kan er gedaan worden ter preventie van Lyme?

A
  1. Tekenbestrijding (pesticides)
  2. Vermijden teken habitat
  3. persoonlijke bescherming (lange kleding, DEET, tekenverwijdering)
  4. Profylaxe in gebieden met infectierisico na beet >4%
  5. Vaccinatie risicogroepen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de behandeling van Lyme bij volwassenen?

A
  1. Stadium 1:
    → erythema migrans → doxycycline of amoxicilline
  2. Stadium 2:
    → vroege neuroborreliose → ceftriaxon
    → artritis → doxycycline
  3. Stadium 3:
    → chron. neuroborreliose → ceftriaxon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waar heeft de typische Behcet patiënt last van?

A
  1. Pijnlijke aften oraal
  2. Pijnlijke genitale zweren
  3. Pijnlijke pustels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de criteria van de ziekte van Behcet?

A
  1. vereist criterium:
    → recidiverende orale ulcera
  2. en minstens twee van de volgende:
    → recidiverende genitale ulcera
    → oogafwijkingen
    → huidafwijkingen
    → pathergietest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn triggers voor de ziekte van Behcet?

A
  1. Streptococcen
  2. Herpes
  3. HSP65
  4. Retinal s-proteine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de step-up behandeling van Behcet?

A

elke keer een stapje omhoog
1. Prednison
2. Cylosporine/ methotrexaat
3. azathioprine/ mycofenolaat
4. adalimumab/ infliximab
5. cyclofosfamide/ others (bv. rituximab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is de ziekte van Behcet?

A

Een auto-inflammatoire vasculitis (innate)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke overige behandelingen kunnen gegeven worden bij Behcet?

A
  1. Anti-TNF (zeer succesvol)
  2. Apremilast (veelbelovend, veel bijwerkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat van soort verwekkers zijn er van huidinfecties?

A
  1. Bacteriën
  2. virussen
  3. schimmels/gisten
  4. parasieten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Hoe beschermt de huid tegen infecties?

A
  1. hoornlaag
  2. talg (lipiden)
  3. antimicrobiële peptiden
  4. huidflora
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn de grampositieve kokken en gramnegatieve staven bactiriën die huidinfecties veroorzaken?

A
  1. grampositieve kokken (pyodermieën)
    → s. aureus
    → streptococcus pyogenes (meestal A, soms B,C of G)
  2. gramnegatieve staven
    → pseudomonas aeruginosa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke ziektebeelden kunnen pyodermieën veroorzaken van oppervlakkig naar diep?

A
  1. Impetigo vulgaris/bullosa
  2. ecthyma ulcus
  3. folliculitis/furunkel/carbunkel
  4. erysipelas
  5. cellulitis
  6. fasciitis necroticans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn kenmerken van Impetigo vulgaris

A
  1. oppervlakkig → 90% s. aureus
  2. besmettelijk, jonge kinderen
  3. primair/secundair
  4. therapie:
    → lokaal → korsten afwassen
    → antiseptisch, antibiotisch (flucloxacilline)
  5. te herkennen aan goudgele crustae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn kenmerken van Impetigo bullosa?

A
  1. Ontstaat door exfoliatieve toxinen producerende s. aureus
  2. Is te herkennen aan helder met geel vocht gevulde pijnloze blaren (bullosa), die snel kunnen uitbreiden en barsten
  3. vaak bij kinderen
  4. therapie: lokaal of oraal AB
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat zijn kenmerken van SSSS?

A
  1. zorgt voor blaren
  2. therapie: systemische/IV/oraal AB
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is ecthyma ulcus?

A

Diepere necrotiserende variant van Impetigo. Vaak streptokokken of PVL-positieve S.aureus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn kenmerken van folliculitis?

A
  1. oppervlakkige ontsteking haarzakje
  2. door s.aureus en pityrosporon
  3. provocerend:
    → trauma (scheren)
    → occlusie (bv. olie, strakke broeken, zittend werk)
    → topicale corticosteroïden
  4. therapie: provocerende factoren staken, antiseptica, AB
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn kenmerken van furunkel, carbunkel?

A
  1. acuut necrotiserende ontsteking haarzakje
  2. koorts, malaise
  3. s. aureus
  4. therapie:
    → ontlasten
    → AB, desinfect
    → recidieven: dragerschap
41
Q

Wat zijn kenmerken van erysipelas?

A
  1. acute bacteriële infectie dermis, opp. subcutis en opp. lymfevaatjes
  2. vooral door pyogene streptokokken, zelden s.aureus
  3. hoge koorts, koude rillingen, malaise
  4. scherp begrends erytheem, oedeem, induratie, warm (soms blaren)
42
Q

Wat zijn risicofactoren voor het krijgen van erysipelas?

A

Verstoorde huidbarrière:
→ porte d’entree
→ veneus, lymfoedeem
→ diabetes mellitus

43
Q

Waaruit bestaat de behandeling van erysipelas?

A
  1. Flucloxacilline
  2. clindamycine iv of oraal
  3. oedeem verminderen dmv ambulante compressie na acute fase (bv. zwachtelene)

→ bij recidiverend erysipelas → maandelijks benzylpenicilline i.m.

44
Q

Wat zijn kenmerken van cellulitis?

A
  1. Is een (sub)acute/ chronische bacteriële infectie dermis, subcutis
  2. meerder verwekkers: oa. streptokokken, s. aureus soms H. influenzae
  3. minder scherp begrensd dan erysipelas
  4. risicofactoren zijn:
    → verminderde lymfe afvloed
    → arteriële/veneuze circulatie
    → verstoorde huidbarrière
    → obesitas
45
Q

Wat zijn wat kenmerken van necrotiserende fasciitis?

A
  1. onscherp begrensde erytheem
  2. pijn en zwelling gevolgd door roodpaarse tot donkerblauwe verkleuring en bullae waarna zwarte necrose (minder pijn)
  3. hoge mortaliteit
  4. therapie: ruime excisie + AB obv verwachte verwekker(s)
46
Q

Wat zijn de verwekkers van necrotiserende fasciitis?

A
  1. Mengflora of mono-microbieel groep A streptokokken (10-15%)
  2. Groep B streptokokken
  3. enterococcen
  4. s. aureus
  5. e.coli
  6. candida
  7. MRSA
47
Q

Wat zijn risicofactoren van necrotiserende fasciitis?

A
  1. trauma (bv brandwond)
  2. IV drugsgebruik
  3. varicella
  4. bestaande weke delen infectie
  5. Algemeen:
    → immunosupressie
    → DM, ondervoeding, alcoholisme, leeftijd >60 etc.
48
Q

Wat zijn voorbeelden van virale infecties?

A
  1. Herpes simplex virus type 1 en 2
  2. HPV
  3. Molluscum contagiosum virus
49
Q

Wat zijn kenmerken van HPV?

A
  1. > 150 genotypen bekend
  2. cutaan/mucosaal
  3. oncogeen/niet-oncogeen
  4. A-/Symptomatisch
  5. geassocieerd met:
    → genitale wratten (condylomata acuminata)
    → verruca plantaris (op voetzool)
    → verruca vulgaris (gewoon)
    → verruca planae (plat)
50
Q

Wat is de behandeling van HPV wratten?

A
  1. geen therapie
  2. salicylzuur
  3. stikstof
  4. imiquimod 5% crème
  5. duct tape etc.
51
Q

Wat zijn kenmerken van Mollusca contagios?

A
  1. met name bij kinderen, epidemieën
  2. spontane genezing
  3. uitgebreid bij atopisch eczeem
  4. volwassenen → vaak genitaal regio
    → uitgebreide infecties bij volwassenen kunnen wijzen op een afweerstoornis
52
Q

Welke 3 vormen zijn er van HSV 1 en 2?

A
  1. primoinfectie: herpes gingivostomatitis
  2. recidief: vanuit sensibele ganglia
  3. luxerend: zonlicht, stress, menstruatie, koorts, trauma
53
Q

Wanneer wordt er therapie gestart bij HSV?

A
  1. Secundaire bacteriële infectie
  2. frequente recidieven
  3. immuungecompromitteerden en andere ernstige gecompliceerde infecties
54
Q

Wat zijn kenmerken van eczema herpeticum?

A
  1. hoge mortaliteit
  2. start meteen met diagnostiek en behandeling
55
Q

Wat zijn kenmerken van dermatomycose (ringworm)?

A
  1. Oppervlakkige schimmelinfectie van de huid
    → hecht niet aan mucosa
  2. risicofactoren zijn:
    → gastheerfactoren (bv. temp en vochtigheidsgraad)
    → DM
    → afweerstoornis
56
Q

Wat zijn voorbeelden van schimmels/gisten die huidinfecties veroorzaken?

A
  1. dermatofyten
  2. candida
57
Q

Wat veroorzaken dermatofyten?

A
  1. dermatomycose (ringworm, huid)
  2. oncychomycose (nagels)
  3. tinea capitis (haren)
58
Q

Hoe wordt tinea capitis overgedragen?

A

Overdraagbaar door contact:
→ schoolkinderen
→ familie
→ huisdieren

59
Q

Wat is het KOH-preparaat?

A

Het is een diagnostisch middel dat wordt gebruikt voor schimmelinfectie van huid, haar of nagels.

60
Q

Wat zijn kenmerken van Candida?

A
  1. Is een gist door voorkomt in menselijke darmen, mond, keel, huid en genitaal
  2. Kan bij een afweerstoornis, obesitias of iatrogeen voor complicaties zorgen (candidiasis)
  3. vooral in slijmvliezen en plooien
  4. symmetrisch, schilferkraag en centrale erosie
61
Q

Wat zijn kenmerken van Intertrigo?

A
  1. Wordt veroorzaakt door verschillende factoren → ontsteking en irritatie van de huidplooien
  2. Oorzaken en risicofactoren:
    → wrijving
    → vochtigheid
    → overmatig zweten
    → overgewicht etc
  3. Therapie:
    → bestrijden van risicofactoren en beschermende crèmes
    → zonodig antibacteriële, antimycotusche en of anti-inflammatoire toevoeging
62
Q

Wat is de behandeling van schimmel/gist infecties?

A
  1. Algemene maatregelen:
    → droog houden
    → secundaire infectie bestrijden
    → onderliggende problemen behandelen
  2. Antimycotica lokaal:
    → azolen
    → whitfield zalf
    → ciclosporox creme
  3. Antimycotica oraal:
    → azolen
    → terbinafine (dermatofyten)
    → nystatine (Candida)
63
Q

Waar kan scabies (schurft) voor zorgen?

A

Erythemateuze papels, vesikels, gangetjes

64
Q

Wat is de diagnostiek van scabiës?

A
  1. dermatoscopie
  2. microscopie
65
Q

Wat zijn kenmerken van Scabies crustosa?

A
  1. Ernstige vorm van schurft
  2. hyperkeratotische plaques, ook op handpalmen en voetzolen
  3. erg besmettelijk, ook aerogeen via schilfers
  4. miljoenen mijten aanwezig → overleven 3 dgn bij kamertemp. en 7 dgn bij hoge luchtvochtigheid en lage temp
66
Q

Waar bestaat de behandeling van scabiës uit?

A
  1. Medicamenteus:
    → permetrine/ivermectine op dag 1 en 8.
  2. Contacten behandelen: > 15 min. of regelmatig contact.
  3. Hygiënische maatregelen
67
Q

Waar wordt Leishmaniasis door overgedragen?

A

door zandvliegen vaak in de (sub)tropische gebieden

68
Q

Wat is een exantheem?

A

→ vlekjes ziekte, rash
→ huiduitslag als uiting van algemene aandoeningen
→ bestaat uit macula (vlekjes) en papels (bultjes)
→ maculopapuleus exantheem
→ morbilloform (grofvlekkig) en rubelliform (fijnvlekkig)
→ enantheem : uitslag op de slijmvliezen

68
Q

Oorzaken exantheem?

A
  1. infectieus : bacterieel, viraal
  2. niet infectieus : allergie, auto-immuunziektes, vasculitis
  3. overig
68
Q

Wat zijn de klassieke kinderexanthemen (the big five)?

A
  1. mazelen/ morbilli
  2. roodvonk/ scarlatina
  3. rode hond/ rubella
  4. erythema infectiosum
  5. exanthema subitum
69
Q

Wat zijn niet-klassieke exanthemen?

A
  1. viraal exantheem
  2. petechiën bij meningitis
  3. ziekte van kawasaki
70
Q

Wat zijn kenmerken van de mazelen?

A
  1. paramyxovirus
  2. incubatietijd 8-14 dgn
  3. symptomen: koorts, conjuctivitis, rhinitis en hoesten
  4. exantheem: grofvlekkig confluerend maculopapuleus exantheem
  5. enantheem: koplikvlekken
  6. pathognomonisch: koplikvlekken
  7. voorkeursleeftijd: 0,5-4 jaar
71
Q

Wat zijn koplikvlekken?

A

Kleine witte vlekken op het mondslijmvlies

72
Q

Wat is het beloop en wat zijn de complicaties van de mazelen?

A

Beloop:
→ meestal zelflimiterend
→ hoge koorts, rhinitis, conjuctivitis, na 3-7 dgn exantheem

Complicaties:
→ 5-10% otitis media, pneumonie
→ 0,1% encaphalitis, myocarditis

Risiscogroepen:
→ kinderen <1 jaar
→ pasgeborenen van niet-immune moeders

73
Q

Wat is de diagnostiek en beleid van mazelen?

A
  1. Diagnostiek:
    → middels IgM antistoffen
  2. Beleid:
    → meldingsplichtige ziekte groep B2
    → binnen 24 uur melden aan de GGD bij constatering of vermoeden
    → wering van mazelen patiënten van school of crèche niet zinvol
74
Q

Wat is het beloop en wat zijn de complicaties van roodvonk?

A

Beloop:
→ doorgaans mild

Complicaties:
→ vroeg: peritonsillair abces, otitis media, acuta, sepsis etc.
→ late: acuut reuma, poststreptokokken glomerulonefritis

Risicogroepen:
→ anatomische afwijking in het KNO gebied
→ syndroom van Down

75
Q

Wat zijn kenmerken van roodvonk?

A
  1. Groep A streptokokken pyogenes
  2. incubatietijd 2-7 dgn
  3. symptomen: koorts, keelontsteking, gezwollen cervicale klieren
  4. exantheem: puntvormig rood ruw exantheem, narcosekapje
  5. enantheem: frambozentong
  6. voorkeursleeftijd: 2-10 jaar
76
Q

Wat is de diagnostiek en beleid van roodvonk?

A
  1. Diagnostiek:
    → vooral klinische diagnose, laboratiumtests weinig zinvol
  2. Beleid:
    → afwachtend beleid
    → antibiotica bij ernstig ziekte kinderen of risicogroepen
    → soms advies antibiotica van GGD
    → mogen naar school of crèche
    → geen meldplicht
77
Q

Wat zijn kenmerken van rode hond?

A
  1. rubellavirus
  2. incubatietijd 12-23 dgn
  3. symptomen: blwi, lymfadenopathie, soms gewrichtsklachten
  4. exantheem: kleinvlekkig maculopapuleus, confluerend op romp en gelaat
  5. enantheem: kleine rode vlekjes op palatum molle
  6. voorkeursleeftijd: 6-12 jaar
78
Q

Wat is het beloop en wat zijn de complicaties van rode hond?

A

Beloop:
→ doorgaans mild, zelflimiterend
→ lwi met lymfadenopahie, daarna exantheem met koorts

Complicaties:
→ trombocytopenische purpura
→ encefalitis
→ guillain-barre syndroom

Risicogroepen:
→ zwangeren, vooral eerste trimester
→ congentitaal rubella syndroom

79
Q

Wat is de diagnostiek en beleid van rode hond?

A
  1. Diagnostiek:
    → middels IgM en IgG antistoffen
  2. Beleid:
    → meldingsplichtige ziekte groep B2
    → binnen 24 uur melden aan de GGD
    → wering van mazelen patiënten van school of crèche niet zinvol
80
Q

Wat zijn kenmerken van erythema infectiosum?

A
  1. humaan parvovirus B19
  2. incubatietijd 7-19 dgn
  3. symptomen: malaise, koorts, gewrichtspijn
  4. exantheem: erytheem wangen, maculopapuleus strekzijde ledematen, soms op billen en romp
  5. enantheem: geen
  6. voorkeursleeftijd: 4-10 jaar
81
Q

Wat is het beloop en wat zijn de complicaties van erythema infectiosum?

A

Beloop:
→ zelflimiterend

Complicaties:
→ aplastische crise bij patiënten met chronische hemolytische anemie
→ intra-uteriene vruchtdood/spontane abortus bij infectie bij zwangeren <20 weken

Risicogroepen:
→ niet immune zwangeren
→ patiënten met chronische hemolytische anemie

82
Q

Wat is de diagnostiek en beleid van erythema infectiosum?

A
  1. Diagnostiek:
    → meestal niet nodig
    → bij zwangeren met een mogelijke besmetting kan antistofbepaling aangeboden worden
  2. Beleid:
    → afwachtend beleid
    → geen meldingsplicht
    → wering van patiënten van school of crèche niet zinvol
83
Q

Wat zijn kenmerken van exanthema subitum?

A
  1. humaan herpesvirus type 6A + B
  2. incubatietijd 5-14 dgn
  3. symptomen: hoge koorts zonder focus, nq de koorts ontstaat het exantheem
  4. exantheem: fijn maculopapulair exantheem
  5. enantheem: geen
  6. voorkeursleeftijd: 3 mnd- 3 jaar
84
Q

Wat is het beloop en wat zijn de complicaties van exanthema subitum?

A

Beloop:
→ zelflimiterend

Complicaties:
→ afstotingsreacties
→ pneumonie
→ encephalitis

Risicogroepen:
→ immuungecompromitteerde patiënten
→ patiënten met chronische hemolytische anemie

85
Q

Wat is de diagnostiek en beleid van exanthema subitum?

A
  1. Diagnostiek:
    → serologie is mogelijk maar niet routine
  2. Beleid:
    → preventie niet mogelijk, meeste kinderen na 2 jaar seropositief
    → afwachtend beleid
    → wering van patiënten van school of crèche niet zinvol
    → bij meerdere gevallen in 1 instelling kan er sprake zijn van een meldingsplicht
86
Q

Wat zijn kenmerken van waterpokken/varicella?

A
  1. virale infectie, varicella zoster virus
  2. incubatietijd 1-21dgn
  3. symptomen: lichte koorts, algehele malaise, en exantheem met jeukklachten
  4. exantheem: maculae welke snel overgaan in blaasjes en crusteuze laesies
  5. enantheem: vesikels of ulcera op het mondslijmvlies
  6. voorkeursleeftijd: 0-4 jaar
87
Q

Wat is het beloop en wat zijn de complicaties van waterpokken/varicella?

A

Beloop:
→ koorts, algehele malaise, ontstaan van blaasjes welke overgaan in pustels en indrogen

Complicaties:
→ bacteriële superinfectie
→ meningo-encefalitis
→ pneumonie

Risicogroepen:
→ immuungecompromitteerde patiënten
→ pasgeborenen
→ zwangeren (week 13-20)

88
Q

Wat is de diagnostiek en beleid van waterpokken?

A
  1. Diagnostiek:
    → diagnose wordt meestal klinisch gesteld
    → op indicatie PCR diagnostiek
  2. Beleid:
    → zelflimiterend
    → bij niet immune zwangeren/pasgeborend kan VZ imuunglobulinen gegeven worden
    → wering van patiënten van school of crèche niet zinvol wel contact vermijden
    → bij meerdere gevallen in 1 instelling kan er sprake zijn van een meldingsplicht
    → vaccinatie is mogelijk maar niet standaard
89
Q

Wat is psoriasis?

A

Psoriasis is een veelvoorkomende chronische auto-immuunziekte die de huid aantast.

90
Q

Door wat wordt psoriasis gekenmerkt?

A
  1. versnelde levenscyclus van huidcellen, waarbij nieuwe huidcellen veel sneller worden geproduceerd dan normaal
  2. versnelde groei leidt tot de vorming van dikke, rode, schilferige plekken op de huid → plaques
91
Q

Wat is de oorzaak van psoriasis?

A

combinatie van genetische aanleg en omgevingsfactoren zoals stress, roken, alcohol, infecties etc.

92
Q

Waar komt psoriasis voor?

A

Op de strekdelen van ellebogen, knieën, hoofdhuid en onderrug

93
Q

Wat zijn de 5 vormen van psoriasis en waar worden ze door gekenmerkt?

A
  1. Plaque psoriasis:
    Dit is de meest voorkomende vorm van psoriasis en wordt gekenmerkt door rode, verhoogde, schilferige plekken op de huid.
  2. Guttate psoriasis:
    Deze vorm van psoriasis resulteert in kleine, rode, schilferige plekjes die vaak ontstaan ​​na een infectie, zoals streptokokkenkeel.
  3. Inverse psoriasis:
    Dit type psoriasis treft huidplooien, zoals de oksels, liesstreek en onder de borsten, en veroorzaakt gladde, rode plekken zonder schilfers.
  4. Pustulaire psoriasis:
    Deze vorm wordt gekenmerkt door pus gevulde blaasjes (pustels) op de huid, omringd door roodheid en ontsteking.
  5. Erythrodermische psoriasis:
    Dit is een zeldzame maar ernstige vorm van psoriasis die grote delen van de huid aantast en leidt tot intense roodheid, schilfering en ontsteking van de huid.
94
Q

Wat is de behandeling van psoriasis?

A

! niet te genezen wel te verlichten
1. corticosteroïden
2. vitamine D-analogen
3. lichttherapie
4. orale medicatie
5. biologische medicijnen
6. vermijden van triggers, handhaven goede huidverzorging etc.

95
Q

Welke comorbiditeiten komen veel voor bij psoriasis?

A
  1. cardiovasculaire aandoeningen:
    → ontstekingsprocessen die betrokken zijn bij psoriasis kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hart- en vaatziekten
  2. metabool syndroom:
    → combinatie van obsitas, hoge bloeddruk, bloedsuikerspiegel etc.
  3. type 2 diabetes:
    → chronische ontsteking kan de insulineresistentie verhogen en bijdragen aan de ontwikkeling van diabetes
  4. psychologische aandoeningen
  5. atrose en osteoporose:
    → psoriatische artritis
  6. auto-immuunziekten:
96
Q

Wat is het koebner fenomeen?

A

Het is een reactie van de huid waarbij psoriasis plekken ontstaan na beschadiging van de huid of irritatie.

97
Q

Is super gezond eten goed voor mensen met een auto-immuunziekte?

A

Nee