Week 11: Hoorcollege's Flashcards
Wat is IPF?
IPF staat voor idiopatische pulmonale fibrose
PD.1 - Interstitiële afwijkingen
Welke medicijnen kan je geven om longfibrose te remmen?
Longfibrose remmers zijn:
- Pirfenidon
- Nintedanib
PD.1 - Interstitiële afwijkingen
Hoeveel procent van de interstitiële longziektes geven uiteindelijk longfibrose?
Van de interstitiële longziektes geven zo’n 30-40% uiteindelijk fibrose.
PD.1 - Interstitiële afwijkingen
Wat zijn mechanic hands?
Mechanic hands zie je door opruwing en barsten van de huid van de toppen en zijkant van de hand, wat resulteert in orgelmatige vuil ogende lijnen.
PD.1 - Interstitiële afwijkingen
Wat is systematische sclerose?
Systematische slerose is verharding van bindweefsel en ontstekingen.
PD.1 - Interstitiële afwijkingen
Wat zie je aan de buitenkant van het lichaam bij systematische sclerose?
Door systematische sclerose zie je een veharde huid met rode vlekjes, je ziet ook het fenomeen van Raynaud (witte vingertoppen bij kou).
PD.1 - Interstitiële afwijkingen
Welke vorm van interstitiële longziektes is de meest voorkomende vorm van longfibrose met een slechte prognose?
Idiopatische pulmonale fibrose (IPF) is de meest voorkomende vorm van longfibrose met een slechte prognose.
PD.1 - Interstitiële afwijkingen
Wat is longfibrose?
Longfibrose is een verzamelterm van verschillende diagnoses die kunen leiden tot verlittekening van het longweefsel.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat is een heatmap?
Een heatmap is een manier om te kijken of genen “aanstaan” (bijvoorbeeld bij een bepaalde ziekte). Hoe geler hoe meer een gen “aanstaat”
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat doe je bij een genome-wide association study (GWAS)?
Bij een genome-wide association study (GWAS) ga je een grote groep mensen met een ziekte vergelijken met een groep zonder zoekte en ga je kijken naar allerlei variaties in het genoom.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat is een Manhattan Plot?
Een Manhattan Plot is een manier waarop heel veel resultaten (zoals bij een genome-wide association study) kan weergeven.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat staat er op de x-as van een Manhattanplot bij een GWAS?
Bij een GWAS staat er op de x-as van het Manhattan plot de locatie van het genoom.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat staat er op de Y-as van een Manhattan Plot bij een GWAS?
Bij een GWAS staat er op de y-as van een Manhattan Plot de p-waarde op een -log schaal. Hoe hoger het punt dus ligt hoe kleiner de p-waarde is.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat voor soort genen hebben te maken met het ontstaan van longfibrose?
Genen die te maken hebben met:
- DNA-repair
- Telomeergebieden
- Surfactant misfolding
- Afweer spindle assembly (draden die genetisch materiaal uitelkaar trekken)
- Desmosomen
- Mitochondriaal dysfunctioneren
- Metabolisme
Spelen een rol in het ontstaan van longfibrose
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat zijn de functies van pneumocyt type II?
Functies pneumocyt type II:
- Aanmaak surfactant
- Proliferatie (snel delen)
- Epitheliale regeneratie (door pneumocyt type I te worden)
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat is een functie van pneumocyt type I?
Pneumocyt type I zorgt voor de gaswisseling.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat gebeurd er als pneumocyt type II geen pneumocyt type I kan worden?
Als pneumocyt type II geen pneumocyt type I kan worden is er geen regeneratie meer van het “epitheel”.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
In welke surfactantproteine leiden mutaties hierin tot longfibrose?
Een mutatie in surfactant proteine C en surfactant proteine A kunnen leiden tot longfibrose.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Welke cel maakt surfactant proteine C?
De pneumocyt type II is de einige cel die surfactant proteine C kan maken.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Als er een mutatie in het DNA zit wordt het eiwit verkeerd gevouwen en loopt het vast. Wat kan de cel in deze situatie doen?
Als er een fout in het DNA zit, zit er een fout in de codering van het eiwit en wordt het driedimensionaal verkeerd gevouwen. De cel kan dan twee dingen doen:
- Proberen de productie te verhogen
- In cell-senescense gaan.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat zijn telomeren?
Telomeren zijn het uiteinde van een chromosoom. Het bestaat uit een lang stuk niet coderend DNA en beschermd het DNA.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat gebeurd er als een telomeer te kort is?
Als een telomeer te kort is gaat de cel in cel-senescense.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat is telomerase?
Telomerase is een enzym dat het telomeer weer langer kan maken en beschermd telomeren tegen progressieve verkorting.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wanneer zie je normale verkorting van telomeren?
Een normale verkorting van telomeren zie je bij veroudering.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat gebeurd er als er een mutatie zit in de telomerase?
Als er een mutatie zit in de telomerase worrden de telomeren niet meer lang. Deze telomeerproblemen kunnen lijden tot longfibrose.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Welke twee factoren moet er aanwezig zijn voor iemand om longfibrose te hebben?
Een verkeerde aanleg én de nodige (epitheel)schade kunnen leiden tot longfibrose.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat doen fibroblasten normaal?
Fibroblasten zijn een belangrijk onderdeel van de wondgenezing. Fibroblasten vormen een netwerk van draden en kunnen myofibroblasten worden. Dit trekt dan samen en laat niet meer los en trekt zo de wond dicht.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat is het probleem van fibroblasten in de longen?
Fibroblassten vormen een netwerk van draden en kunnen myofibroblasten vormen, dit trekt dan samen en laat niet meer los. Als dit in de long gebeurd wordt de long samen getrokken en wordt de long kleiner.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Op welke plek in de long zie je longfibrose idiopatische pulmonale fibrose (IPF)?
Bij idiopatische pulmonale fibrose (IPF) zie je dat de longfibrose met name subpleuraal en basaal (onderin).
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat doet het collageen als fibroblasten littekenweefsel maken?
Nog ff checken of deze klopt
Als fibroblasten littekenweefsel maken, maakt het collageen extracellulaire matrix om steun te geven en het stijver te maken.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat is TGF-β?
TGF-β is de meest pro-fibrotische cytokine.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Hoe zitten cellen verankerd?
Cellen zitten verankerd met intergrines
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Waar zit TGF-β in de cel?
TGF-β zit in het midden van de intergrines.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Normalieter komt TGF-β niet vrij in de longen. Hoe komt het vrij bij longfibrose?
Normaal zijn de longen heel rekbaar en zullen de intergrines niet snel beschadigen. Als het weefsel al wat stijver is door fibrose kan er veel tractie te komen te staan op deze intergrines en kan TGF-β vrijkomen.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Waarom zit er bij idiopatische pulmonale longfibrose (IPF) de fibrose vaan subpleuraal en basaal (onderin)?
Subpleural en basaal zit de meeste tractie door deze tractie zal er bij idiopatische pulmonale longfibrose (IPF) voornaamelijk daar de intergrines kapot gaan en TGF-β vrijkomen.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Waarom kan TGF-β mogelijk vrijkomen als je maar 1 long hebt?
Als je nog maar een long hebt gaat deze overrekken om te compenseren en de thoraxruimte op te vullen. Deze overrekking kan er ook weer voor zorgen dat TGF-β vrijkomt.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat is een probleem bij systemische ziektes die ook longfibrose voorzaken (zoals reuma) bij een longtransplantatie?
Bij systemische ziektes die ook longfibrose veroorzaken kan het gebeuren dat als de systemische ziekte niet goed onder controlle is dat er na transplantatie, de fibrose in de transplantatie longen kan komen.
HC.2 - Pathogenese van longfibrose
Wat is IRV?
Inspiritoirreserve volume
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat is Vt?
Het teugvolume
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat is ERV?
Expiritoir reserve volume
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat is RV?
Residuaal volume
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat is VC?
VC is de vitale capiciteit.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat is IC?
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat is FRC?
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat is TLC?
TLC is de totale longcapiciteit.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat zijn interstitiële longziekten (ILD)?
Interstitiële longziekten (ILD) is een verzamelnaam voor een groep van heterogene ziekten die het interstitium aantasten. Hierdoor wordt oa de longinhoud minder.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat is het interstitium in de long?
Het interstitium is een dun laagje tussen de alveolus en het bloedvat.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Voor restrictieve longziektes zijn er catogoriëen waartussen onderscheid gemaakt wordt. Wat zijn deze catogorieën?
Voor restrictieve longziekten wordt er onderscheid gemaakt tussen intrinsiek, extrinsieke en neuromusculaire oorzaken.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat kunnen intrinsieke oorzaken zijn voor restrictieve longziekten?
Intrinsieke oorzaken voor restrictieve longziekten zijn:
- Interstitiële fibrose
- Hartfalen met longoedeem
- Pneumonie
- Tuberculose
- Longfibrose door stralling of chemotherapie
- Pneumothorax
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat kunnen extrinsieke oorzaken zijn voor restrictieve longziekten?
Extrinsieke oorzaken voor restrictieve longziekten kunnen zijn:
- Kyphoscoliose
- Extreem overgewicht
- Zwangerschap
- Ruimte innemend proces bij de abdomen
- Pijn bij inspiratie
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat kunnen neurmuschulaire oorzaken zijn voor restrictieve longziekten?
Neuromusculaire oorzaken voor restrictieve longziekten kunnen zijn:
- Diafragma paralyse
- Spierdystrofie
- Poliomyelitis
- Algemene spierzwakte door bv ondervoeding
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wanneer kan je een uitspraak doen of iets restrictieve longziekten zijn of niet?
Je kan pas een uitspraak doen of iets restrictieve longziekten zijn of niet als je een TLC meting hebt gedaan.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat gebeurt er bij restrictieve longziekten met de:
- TLC
- FRC
- RV
- VC
Bij restrictieve longziekten worden de: TLC, FRC, RV, VC allemaal lager.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Met welke test kan je de TLC meten?
De TLC kan je meten met een bodybox.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Waarom desatureren mensen met interstitiële longziekten (ILD) voornamelijk bij inspanning?
Bij een patiënt met interstitiële longziekten (ILD) is de reservecapiciteit van de longen gestoord. Doordat de diffusiecapiciteit ook minder is er meer tijd nodig voor de opname van lucht. In rust is dit geen probleem echter bij inspanning gaat dit wel een probleem vormen.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat is Dlco?
Dlco = diffusiecapiciteit. (De Dlco=Tlco)
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat is de Tlco?
De Tlco is de transfer factor. (De Tlco=Dlco)
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Waar zegt de diffusiecapiciteit Dlco iets over?
De diffusiecapiciteit Dlco zegt iets over de oppervlakte (A) en de dikte van het membraan (T). Het oppervlakte is gekoppeld aan het volume waarop gemeten is (alveolaire volume).
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat kan je gebruiken om bij de berekening van de diffusiecapiciteit (Dlco) een correctie toe te passen op het alveolair volume?
Je kan de krogh factor/transfer coëfficiënt gebruikken om bij de berekening van de diffusiecapiciteit (Dlco) een correctie toe te passen op het alveolair volume.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Hoe bereken je de Krogh factor/transfer coëfficiënt?
De Krogh factor/transfer coëfficiënt:
KCO = Dlco/Va (alveolaire volume). De KCO geeft meer informatie over de dikte van het membraan.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat is de Dlcoc?
De Dlcoc is de Dlco (diffusiecapiciteit) gecorrigeerd voor hemoglobine gehalte.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat doe je bij een 6 minuten looptest?
Bij een 6 minuten looptest moet de patiënt 6 minuten heen en weer lopen op maximaal kunnen. Bij het uitvoeren hiervaan wordt de saturatie, hartfrequentie, bloeddruk en afgelegde afstand bijgehouden.
De patiënt vult vooraf en achteraf de test een Borgscore in.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Waarvoor kan je de 6 minuten looptest gebruiken?
Je kan de 6 minuten looptest gebruiken om de inspanningcapiciteit te evaleren en je kan het als follow up gebruiken door de desaturatie en de gelopen afstand te vergelijken met een eerder gedaane looptest.
Het kan gebruikt worden als indicatie voor zuurstof of om het effect van de behandeling/training te evalueren.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat is de compliantie van patiënten met longfibrose ten opzichte van gezonde patiënten en hoe uit zich dit?
Patiënten met longfibrose hebben een lage compliantie en dit uit zich in toegenomen ademarbeid.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Hoe bereken je de ademarbeid?
Arbeid(totaal) = Arbeid(stroming) + Arbeid(elastisch)
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Hoe uit de toegenomen ademarbeid in longfibrose zich?
De toegenomen ademarbeid in longfibrose uit zich in een ondiepe ademhaling en een lager teugvolume.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Hoe bereken je het ademminuutvolume?
Ademminuutvolume = ademfrequentie x teugvolume.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Waar kan langdurig pleuravocht tot leiden?
Langdurig pleuravocht kan leiden tot een reactieve verandering waardoor je een pleurazwoert ontwikkelt.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat houd een pleurazwoerd in?
Een pleurazwoerd houd in dat de pleura viscerales minder elastisch is waardoor het als een soort van kooi om de long heen hangt. Dit zorgt voor een kleinere long. De Dlco is verlaagd (verlaagd alveolair volume), de KCO is normaal.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Wat zie je bij een neuromusculaire aandoening bij de ademhaling?
Bij een neuromusculaire aandoening is de aansturing of spier niet goed. Wat je dan zit is dat de long bij inspiratie en expiratie vrijwel hetzelfde is. De longen zijn dus normaal .
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Welke zenuw stuurt het middenrif aan?
De n.phrenicus is de zenuw die het middenrif aanstuurd.
HC.3 - Longfuncite en interstitiële afwijkingen
Waar duiden horlogenagels op?
Horlogenagels duiden op een chronische hypoxie.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Welk medicijn kan interstitiële longziekten (ILD) beelden geven?
Simvastine kan interstitiële longziekten (ILD) beelden geven.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Wat is het longwindow?
Het longwindow is het CT-beeld waarop het longparenchym wel zichtbaar is maar de andere structuren eigenlijk niet.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Waarom wil je dunne coupes hebben als je naar het longparenchym kijkt (CT)?
Als je naar het longparenchym kijkt (CT) wil je dunne coupes hebben (1mm). Hiermee kan je subtiele afwijkingen opsporen.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Hoe kan je een dunne coupe krijgen bij de CT-scan?
Je kan een dunne coupe krijgen bij een CT-scan door high resolution computed tomography (HRCT).
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Wat is de secundaire lobulus?
De secundaire lobulus is de kleinste longeenheid omgeven door bindweefsel (septum).
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Waar zit de veneuze drainage in de secundaire lobulus?
In de secundaire lobulus zit de veneuze drainage in het septum.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Waar zit de lymfedrainage in de secundaire lobulus?
In de secundaire lobulus zit de lymfedrainage in het septum maar ook peribronchovasculair.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Je beoordeeld het longwindow oa op bepaalde patronen welke patronen zijn dit?
Patronen waar je het longwindow op beoordeeld zijn:
- Nodulair
- Reticulair
- Verhoogde densiteit
- Verlaagde densiteit
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Welke vormen nodulair patronen kunnen er in het longwindow zijn?
Vormen nodulair patronen die je in het longwindow kan zien zijn:
- Random
- Centrilbulair
- Perilymfatisch
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Hoe herken je een reticulair patroon in het longwindow op de CT-scan?
Een reticulair patroon op de CT-scan wordt honeycombing genoemd omdat het daarop lijkt.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Welke soorten verhoogde densiteit kan je op de CT-scan zien bij het longwindow?
De soorten densiteiten die je kan zien op een CT-scan bij het longwindow zijn:
- Matglas: verhoogde densiteit vaatstructuren zijn zichtbaar
- Cosolidatie: witte vlek je zier er niks meer doorheen
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Welke CT-scan reconstructie maakt het makkelijk om te zien hoe de afwijking over de longen verdeeld is?
Een coronale CT-scan reconstructie maakt het makkelijk om te zien hoe de afwijkingen zijn verdeeld over de longen.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Wat houd een mozaïkpatroon op de CT-scan in?
Een mozaïkpatroon in een CT-scan geeft aan dat er meerdere densiteiten te zien zijn. Airtrapping kan in een gebied van de long zijn, hier kan de lucht niet uit.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Bij welke aandoeningen kan je (lokale) airtrapping zien?
Airtrapping kan je zien bij een collageen vasculaire ziekte en extrinsieke allergische alveolitis.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Waar wordt een longbiopt uitgenomen?
Een longbiopt komt met name van de perifere weefsels, het wordt direct onder de pleura uitgenomen. Dit is voornamelijk luchthoudend parenchym.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Wat is VATS?
VATS is video assisted Thoracoscopie Surgery.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Waar staat NSIP voor?
NSIP staat voor niet specifieke interstitiële pneumonie.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Wat zie je als je een longbiopt bekijkt bij beginende niet specifieke interstitiële pneumonie (NSIP)?
Bij niet specifieke interstitiële pneumonie (NSIP) zie je als je naar het longbiopt kijkt dat het patroon van fibrose zeer diffuus begint, je ziet ook hier en daar nog een stukje beginnende pneumonie. Uiteindelijk leid dit tot destructie van het longparenchym en kan je eindstadium fibrose overhouden.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Waar staat UIP voor?
UIP staat voor Usual Interstitial pneumonia.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Wat zie je als je een longbiopt bekijkt bij Usual Interstitial Pneumonia (UIP)?
Bij Usual Interstitial Pneumonia (UIP) zie je dat het begint in de interstitiële fase on der de pleura. Dit kan naar binnen doortrekken en uiteindelijk houd je eindstadium fibrose over.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Waar wijzen vele donkerpuntjes (celkernen) in een histologisch beeld op?
Vele donkerpuntjes (celkern) in een histologisch beeld van de long wijzen op ontstekingscellen. Dit zie je onder andere bij pneumonie.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Wat is een granuloom?
Een granuloom is een accumulatie van histeocyten (macrofagen).
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Hoe kan een infectie oversteken tussen longblaasjes?
Via de poriën van Kohn kunnen infecties oversteken tussen longblaasjes.
HC.4 - Samenwerking bij het diagnosticeren van een pulmonaal ziektebeeld
Wat adem je dagelijks in?
Wat je dagelijks inadement is:
- Lucht
- Gassen
- Kleine deeltjes (fijnstof) -> organisch/anorganisch
- Micro-organismen
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Waar is het effect van ingeademde stof op de longen afhankelijk van?
Het effect van ingeademde stof op de longen is afhankelijk van:
- Anatomie van longen/luchtwegen
- Grootte van ingeademde deeltjes en daarmee samenhangende depositie
- Eigenschappen ingeademde deeltjes
- (Reactie lichaam op deeltjes)
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat is pneumoconiosen?
Pneumoconiosen zijn “stof longen”
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat bepaalt hoe diep een deeltje in de long komt?
De deeltjes grootte zegt iets over hoe diep een deeltje in de longen kan komen.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Vanaf welke grootte is een deeltje fijnstof?
Vanaf pm 2,5 (2,5 μm) is een deeltje fijnstof.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Vanaf welke grootte is een deeltje ultra fijnstof?
Vanaf 0,1μm is een deeltje ultrafijnstof of anders genoemd nanoparticles.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Waarom heeft ultrafijnstof/nanoparticles een systemisch effect (op het hele lichaam)?
Ultrafijnstof/nanoparticles komt niet alleen diep in de longen het kan ook membranen passeren en wordt dus op genomen door het bloed. Omdat het opgenomen wordt door het bloed heeft het een systemisch effect.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat is antracosis?
Antracosis is de zwarte afzetting bij de longsepta.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Waardoor komt pneumoconiosen?
Pneumoconiosen is een longaandoening door (hoge dosis) anorganische stoffen. Dit zijn meestal beroeps ziekten.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat is het beloop van pneumoconiosen?
Pneumoconiosen is vaak een chronische (progressieve) ziekte en acute reacties zijn zeldzaam.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat zie je op een CT-scan bij chronische pneumoconiosen?
Bij chronische pneumoconiosen zie je op een CT-scan dat er fijne nodulaire afwijkingen zitten in de bovenvelden. Verder kan je uitgebreide fibrose zien.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat is silicose?
Silicose is een vorm van pneumoconiosen die ontstaan door chronische blootstelling/inademing van silica (kiezelstof). Je ziet deze vorm vaak bij steenhouwers.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat is asbestose?
Asbestose is een vorm van pneumoconiosen die ontstaan door chronische blootstelling/inademing van asbest. Je zit deze vorm bij scheepvaartmedewerkers.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat is berylliose?
Berylliose is een vorm van pneumoconiosen die ontstaan door chronische blootstelling/inademing van beryllium (metaal). Je ziet deze vorm vaak bij elektrotechiekmedewerkers en tandartsen.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat zie je bij silicose op een CT-scan?
Bij sillicose zie je op een CT-scan een uitgebreid palet aan nodulaire afwijkingen. Dit is een irreversibel beeld.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Tot welke longafwijkingen kan asbest leiden?
Asbest kan leiden tot:
- Plaques in de pleura
- Benigne pleurale effusie (BAPE) (chronisch pleuravocht)
- Asbestose (fibrose)
- Mesothelioom (kanker)
- Longkanker
Ziektes door asbest hebben een lange latentieperiode (periode totdat het ziektebeeld tot uiting komt)
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat zie je berylliose op een CT-scan?
Bij berylliose zie je dat er granulomen zijn ontstaan in de long.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Welke type overgevoelligheids reactie is het contact met beryllium?
Het contact met beryllium is een type IV overgevoeligheidsreactie.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat gebeurd er bij sarcoïdose?
Bij sarcoïdose krijgen mensen uitgebreide ontstekingen in het lichaam (ogen, huid, longen, etc.). Er worden niet verkazende (geen necrose) granulomen gevormd in de aangedane organen.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat leid bij sarcoïdose tot longfibrose?
De niet verkazende (geen necrose) granulomen die gevormd worden in de aangedane organen kunnen uiteindelijk lijden tot longfibrose.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Bij een zeer ernstige vorm van sarcoïdose kunnen mensen haemoptoë (bloed ophoesten) krijgen waardoor komt dit?
Bij een zeer ernstige vorm van sarcoïdose kunnen mensen haemoptoë (bloed ophoesten) krijgen, dit komt doordat er bij een ernstige vorm grote gaten in de longen kunnen ontstaan. In deze gaten kunnen schimmels groeien wat kan gaan bloeden. Dit kunnen mensen dan ophoesten.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat is een aspergilloom?
Een aspergilloom is een klomp schimmelweefsel die groeit in een lichaamsholte zoals de long.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Waar staat EAA voor?
EAA staat voor extrinsieke allergische alveolitis.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat is extrinsiek allergische alveolitis (EAA)?
Extrinsieke allergische alveolitis (EAA) is een ziekte van de longen door herhaaldelijke inhalatie van een allergeen.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat voor soort allergenen kunnen extrinsieke allergische alveolitis (EAA) veroorzaken?
Allergenen die extrinsieke allergische alveolitis (EAA) kunnen veroorzaken zijn:
- Dierlijke eiwitten
- Bacteriën
- Schimmels
- Chemicaliën
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Waar is het ontstaan van de ziekte extrinsieke allergische alveolitis (EAA) afhankelijk van?
Het ontstaan van de ziekte extrinsieke allergische alveolitis (EAA) is afhankelijk van:
- Het antigeen
- Exposure
- Gastheerfactoren
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat is cryptogene extrinsieke allergische alveolitis (EAA).
Cryptogene extrinsieke allergische alveolitis (EAA) is extrinsieke allergische alveolitis (EAA) waarvan het niet duidelijk is welk agens het veroorzaakt.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat zie je op de HRCT bij acute extrinsieke allergische alveolitis (EAA)?
Op de HRCT zie je bij acute allergische alveolities (EAA):
- Centrilobulaire noudles
- Vooral midden en bovenvelden zijn aangetast
- Matglasafwijkingen
- Airtrapping
- Consolidaties
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat zie je op de HRCT bij chronische extrinsieke allergische alveolitis (EAA)?
Op de HRCT zie je bij chronische allergische alveolities (EAA):
- Peribrochiale fibrose
- Vooral midden en boven velden aangedaan
- Honeycombing
- Centrilobulaire nodules
- Airtrapping
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat zijn squeeks?
Squeeks zijn piepgeluiden die je hoort door het openen van de kleine luchtwegen.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat zie je in het bloed bij extrinsieke allergische alveolitis (EAA)?
Bij extrinsieke allergische alveolitis (EAA) zie je dat er in het bloed IgA antistoffen aanwezig zijn bij blootstelling (echter een negatieve bevinding sluit EAA niet uit) Soms is er CRP en leucoytosen.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat is kenmerkend voor extrinsieke allergische alveolitis (EAA) in de spoelvloeistof van de longen?
Kenmerkend voor extrinsieke allergische alveolitis (EAA) in de spoelvloeistof van de longen zijn lymfocytose >20% zichtbaar.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Welke medicijnen kan je gebruiken voor extrinsieke allergische alveolitis (EAA)?
Medicijnen die je kan gebruiken voor extrinsieke allergische alveolitis (EAA) zijn:
- Rituximab
- Azathioprine
- Prednison
- Mycofenolzuur
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat kan je zien bij lichamelijk onderzoek als iemand acute allergische alveolitis (EAA) heeft?
Bij iemand met acute allergische alveolitis (EAA) zie je bij lichamelijk onderzoek dat er tijdens de inspiratie squeeks te horen zijn en er een verscherpt ademgeruis is.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat kan je zien bij lichamelijk onderzoek als iemand chronische allergische alveolitis (EAA) heeft?
Bij iemand met chronische allergische alveolitis (EAA) zie je bij lichamelijk onderzoek dat er crepitaties te horen zijn en dat er clubbing van de nagels is.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat is het beloop van extrinsieke allergische alveolitis (EAA)
Bij extrinsieke allergische alveolitis (EAA) adem je kleine deeltjes in, dit veroorzaakt uiteindelijk een ontstekingsreactie. Het een is een cellulaire interstitiële pneumonie (NSIP, niet specifieke interstitiële pneumonie), het begint rondom de kleine luchtewegen met cellulaire brochiolitis en je ziet ook vaak (slecht) gevormde granulomen zonder necrose. Uiteindelijk kan het leiden tot fibrose vorming.
HC.5 - Extrinsieke beschadiging van de long
Wat zijn de veel gebruikte verschil catogorieën?
Veel gebruikte verschil catogorieën zijn:
- Sekse/gender
- Cultuur
- Sociaal economische status
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat is het nadeel van de veel gebruikte verschil catogorieën?
Een nadeel van de veel gebruikte verschil catogorieën is dat de catogorieën niet neutraal zijn en het de inculsiviteit kan frusteren. Het kan leiden tot hokjes denken.
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat is de oplossing voor de nadelen van de verschil catogorieën?
Een oplossing voor de nadelen van de verschil catogorieën is door intersectionalitiet (kruispunt denken): elk mens is uniek en kent een veelvoud factoren.
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat houd sekse in?
Sekse zijn de lichamelijke verschillen in geslacht.
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat houd gender in?
Gender is de culturele betekenis van lichamelijke verschillen in geslacht.
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat houd het een sekse model in?
Het een sekse model zegt dat de sekse vergelijkbaar zijn, de terminologie is het zelfde en beide actieve seksualiteit. Sekse zijn niet gelijkwaardig, traditie ‘ladder der natuur’ en ‘perfecte’ man aan top. ‘Natuur’ onderschrijft maatschappelijke mannelijke dominantie en vrouwelijke ondergeschiktheid.
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat houd het twee sekse model in?
Het twee sekse model zegt dat seksen fundamenteel verschillend zijn. Vrouwen worden bepaald door vrouwelijke geslachtsorgaan. Actieve/passieve seksualiteit. Seksen zijn niet gelijkwaardig. ‘Natuur’ onderschrijft mannaelijke dominantie.
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat is hysterie?
Hysterie is een ‘ziekte’ van het verleden. Het werd afgebeeld als een vrouwelijke zenuwziekte en werdt biomedisch verklaard als ronddolende baarmoeder, dus een geestelijke ziekte met fysiologische wortels.
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat houd cultuur in?
Cultuur is de verzameling van tradities, gebruiken en gedachtegoed gedeeld door een bepaalde groep.
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat houd ras in?
Ras: grote groepen waarin de mensheid werd onderverdeeld op basis van fysieke kenmerken of gedeelde voorouders.
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat was de veranderlijke diversiteit mentaliteit van de 18e eeuw?
De veranderlijke diversiteit van de 18e eeuw zegt dat de mensheid gevoellig is voor de effecten van de omgeving en doorgegeven via erfelijkheid; ras is hier een veranderlijk begrip. Ras werdt beschouwd als een natuurlijke hiërarchie waarin europeanen normaal en beschaafd werd beschouwd en andere mensen afwijkend en primitief.
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat was de vaste rassen mentaliteit in de 19e eeuw?
De vaste rassen mentaliteit van de 19e eeuw beschouwde ras als een verabsoluteerd tot een vastaande eniteit. Hier speelde sociaal darwinisme een rol waarin de witte mens de fittest was en de zwarte mens het dichst bij dieren. De wetenschap construeerde ‘de natuur’ als legitieme basis voor maatschappelijke orde van imperialisme, kolonialisme en slavernij.
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat is de sociaal economische status?
De sociaal economische status is de mate waarin men de mogelijkheid heeft om maatschappelijk gewaardeerde goederen te creeëren of consumeren.
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat laat de historische veranderlijkheid van de geneeskunde zien?
De historische veranderlijkheid van de geneeskunde laat zien dat interpretaties van klassen verschillen niet natuurlijk of neutraal zijnl
HC.6 - Een diverse geschiedenis van de geneeskunde
Wat is het hoofdprobleem bij respiritoire insufficiëntie type I?
Het hoofdprobleem bij respiritoire insufficiëntie type I is dat er een te lage zuurstof gehalte in het bloed is vaak door longfalen.
HC.7 - Falende longen
Welke mechanismes kunnen ten grondslag liggen aan respiritoir insufficiëntie type I en bij welke ziekte beelden zie je dit?
Mechanismes die ten grondslag liggen aan respiritoire insufficiëntie type I zijn:
- Hypoventilatie -> uitputting ademarbeid, medicatie
- Ventilatie perfusie stoornis -> Pneumonie, longembolie
- Diffusie stoornis -> Emfyseem, interstitiële long aandoening
- Shunt -> antomisch intracaridale of intrapulmonale shunt
- Te laag ingeademde zuurstofspanning -> grote hoogte
HC.7 - Falende longen
Wat is het hoofdprobleem bij respiritoire insufficiëntie type II?
Het hoofdprobleem bij respiritoire insufficiëntie type II is dat er een hypoxemie met een hypercapnie is door inadequate alveolaire werking.
HC.7 - Falende longen
Welke mechanismes kunnen ten grondslag liggen aan respiritoir insufficiëntie type II en bij welke ziekte beelden zie je dit?
Mechanismes die ten grondslag liggen aan respiritoire insufficiëntie type II zijn:
- Verhoogde luchtwegweerstand -> COPD, astma
- Afname ademarbeid -> Centrale oorzaak
- Neuromusculaire -> ALS, motor neuron disease
- Borstkastdeformiteit -> kyphoscoliose
HC.7 - Falende longen
Welke manieren van zuurstoftherapie kan je gebruiken?
Manieren van zuurstoftherapie zijn:
- Neusbril 0-5 liter (40%)
- Venturimasker 6-15 liter (40-60%)
- Non rebreathing mask 15 liter (100%)
- High flow nasal canula 60 liter (100%)
HC.7 - Falende longen
Hoe werkt non invasieve beademing?
Bij non invasieve beademing geeft je positieve druk beademing. Bij uitademing is er een tegendruk waarbij de alveoli opengehouden worden, dit verbetert de oxygenatie. Bij deze manier ontlast je ook de ademhalingsspieren.
HC.7 - Falende longen
Waar moeten patiënten aan voldoen om non invasieve beademing te kunnen krijgen?
Voor non invasieve beademing moet een patiënt wel alert en comliant zijn (slikken/hoesten). Ze mogen geen schedeltrauma of GE chirurgie hebbeeen gehad.
HC.7 - Falende longen
Hoe werkt invasieve beademing?
Bij invasieve beademing is iemand meestal in slaap en wordt iemand beademnd met positieve druk beademing via een tracheostoma of intubatie. Deze manier van beademing is de eerste keus bij iemand emt een verlaagd bewustzijn.
HC.7 - Falende longen
Waarom kan je niet te veel durk geven bij invasieve beademing?
Bij invasieve beademing kan je niet te veel druk geven want dan kan je overdistentie -> barotrauma krijgen en heb je de long kapot geblazen.
HC.7 - Falende longen
Hoe heeft invasieve beademing invloed op de hemodynamiek?
Invasieve beademing heeft invloed op de hemodynamiek doordat er postieve durk in de thoraxholte komt en deze durk kan de (grote) bloedvaten dicht drukken.
HC.7 - Falende longen
Wat is PEEP?
PEEP is positive end expiratory pressure.
HC.7 - Falende longen
Wat is een ECMO?
Een ECMO is een extracorporele membraanoxygenatie.
HC.7 - Falende longen
Wat is een VA-ECMO?
Een VA-ECMO is een vene-arterie extracorporele membraanoxygenatie. Dit oxygeneert het bloed en neemt de hartfunctie over.
HC.7 - Falende longen
Wat is een VV-ECMO?
Een VV-ECMO is een vene-vene extracorporele membraanoxygenatie. Deze oxygeneert alleen het bloed.
HC.7 - Falende longen
Wanneer kan je extracorporele membraanoxygenatie (ECMO) overwegen?
Je kan extracorporele membraanoxygenatie (ECMO) overwegen bij potentieel reversibel:
- Hypoxisch respiritor falen
- Hypercapnisch respiritoir falen
- Overbrugging naar een longtransplantatie
- Massale longembolie
HC.7 - Falende longen
Wat is het doel van lontransplantatie?
Het primaire doel van longtransplantatie is overlevingswinst en het secundaire doel is kwaliteit van leven.
HC.7 - Falende longen
Wat zijn indicaties voor een longtransplantatie?
Indicaites voor een longtransplantatie zijn:
- Geïsoleerd longfalen
- 50% kans sterfte < 2 jaar
- 80% kans overleven 90 dagen na overleving
- Geen andere resterende reeële behandelingen
HC.7 - Falende longen
Wat zijn contra indicaties voor een longtransplantatie?
Contra indicaties voor een longtransplantatie zijn:
- Maligniteit
- Dysfuncite andere organen
- Middelenabusus
- Ongecontroleerde infectie/stolling
- Over- of ondergewicht
- Niet revalidabel/ gebrek aan spiermassa
- Inadequate lifestyle / niet leerbaar
- Therapie ontrouw
- Psychise stoornis
- Geen communicatie mogelijk
- Ontbreken steunsysteem
HC.7 - Falende longen
Wat is de Lung Allocation Score?
De Lung allocation score is bedacht om zo’n eerlijk mogelijke situatie te vinden waar de ziekste mensen eerder aan de beurt komen waarbij je rekening houd met de kans op overleven. >50 is een hoge score.
HC.7 - Falende longen
Wat doet een ELVP?
Een ELVP is een manier waarop longen buiten het lichaam worden geperfundeerd en geventileerd. Hiermee kan je kijken of de longen geschikt zijn voor donatie.
HC.7 - Falende longen
Op welke twee manieren kan een longtransplantatie gedaan worden?
Manieren longtransplantatie:
1 - Clamshell: borstbeen wordt doorgezaagd en je klapt het open
2 - Antrolaterale thoractomie: snee onder de borst en de ribben en daar snijden -> geeft minder complicaties en pijn
HC.7 - Falende longen
Wat zijn de grootse redenen van overlijden kort na longtransplantie?
Kort na longtransplantatie zijn de grootste redenen voor overlijden infectie en afstoting.
HC.7 - Falende longen
Wat zijn de grootste redenen van overlijden op lange termijn na transplantatie?
Op lange termijn na longtransplantatie zijn de grootste redenen voor overlijden de toxiciteit van medicatie en chronische afstoting.
HC.7 - Falende longen
Wat zijn de belangrijkste interstitiële longziekten catogorieën?
De belangrijkste interstitiële longziekten catogoriëen zijn:
- Idiopatisch
- Autoimmuun
- Expositie
IC - Intergratiecollege week 11
Wat zijn belangrijke zaken om uit te vragen bij een anamnese bij verdenking interstitiële longziekten?
Belangrijke zaken om uit te vragen bij een anamense bij verdenking van interstitiële longziekten zijn:
- Klachten buiten de long
- Beloop
- Familie anamnese
- Medicatie
- Blootstellin anamnese
IC - Intergratiecollege week 11
Wat kan je horen bij fibrose als je luistert naar de longen?
Als je luistert naar de longen kan je bij fibrose crepitaties horen.
IC - Intergratiecollege week 11
Wat zie je bij idiopatische longfibrose?
Bij idiopatische longfibrose zie je bindweefsel vorming in de longen zonder duidelijke oorzaken.
IC - Intergratiecollege week 11
Bij welke interstitiële longziektes kan je granuloom vorming zien?
Granuloom vorming zie je bij sarcoidose en EAA.
IC - Intergratiecollege week 11