Week 11 Flashcards
1
Q
Wat is het verschil tussen observationele en experimentele studies?
A
Bij observationele studies wordt een cohort opgesteld die gevolgd word(risicofactoren), bij experimentele studies wordt een interventie aangebracht en vergeleken.
2
Q
Weke soort observationele studies bestaan er? Waarvoor gebruikt je ze?
A
- cross-sectionele: alles op 1 moment, diagnose en prevalentie
Longitudinaal - cohort: groep volgen over tijd. Prognose, therapie en incidentie.
- case-control: vergelijken (niet)zieke groep in verleden. Zeldzame ziektes en odds ratio
Retrospective of prospective
3
Q
Welke soort experimentele studies zijn er?
A
- before-after(-before)
- cohort met controlegroep
- randomized controlled trial
- parallel
- cross-over
4
Q
Wat zijn de doelen van gezondheidsrecht?
A
- versterking patiëntpositie
- borging toegankelijkheid zorg
- verbetering zorgkwaliteit
5
Q
Welke plichten hebben hulpverleners?
A
- informatieplicht: redelijkerwijs moet weten, meer als ingrijpender, minder noodzakelijk etc
- toestemmingseis: informed consent tenzij noodsituatie/niet-ingrijpende verrichting
- geheimhoudingsplicht: geen info delen mits teostemming, muv wettelijke plicht/noodsituatie
- dossier- en bewaarplicht: min nodig voor goede hulp, info aard/toedracht met merkbare gevolgen, 15 jaar bewaren
6
Q
Hoe werk toestemming bij minderjarigen? Wat bepaald wilsbekwaamheid?
A
- <12/wilsonbekwaam: ouders
- 12-15: dubbele toestemming, muv ernstig nadeel/weloverwegen wens
- > 16: kind alleen
- uitgangspunt bekwaamheid
- besluitvormingsproces
- hogere eisen als ingrijpender
7
Q
Wat is het verschil tussen cohort en case-control studie?
A
- begin met definiëren blootstelling/uitkomst(efficiëntie, als zeldzaam)
- berekening absolute ratio/ benadering met odds ratio(subsample)