Week 10 Flashcards
Wat houdt wetenschappelijk onderzoek in?
Het trekken van een passende conclusie/theorie bewijzen obv observaties, waarbij latere observaties dit beeld kunnen veranderen omdat de absolute waarheid onbekend is. Observaties bedoeld voor iets anders leiden vaak tot ontdekkingen.
Hoe kunnen vragen bij wetenschappelijk onderzoek worden ingedeeld? Wat bepaald dit?
- voorkomen
- etiologie/oorzaak
- Diagnose
- therapie
- prognose
Het soort onderzoek.
Welke soorten onderzoeken zijn er, en waarop zijn deze gericht?
- fundamenteel: cellen, weefsels & dieren
- klinisch: patiënten
- gezondheidswetenschappen: populaties
- translationeel: alles samenvatten
Hoe is de piramide van bewijs mbt artikelen?
- richtlijnen
- syntheses(Uptodate)
- systematische reviews(Cochrane reviews)
- oorspronkelijke studies(Pubmed)
Wanneer zijn resultaten valide?
- representatieve steekproef
- geen systematische fouten in metingen(bias)
- gecontroleerd op verstorende factoren
- rekening gehouden met placebo-effect
Wat is een populatie, exclusiecriteria, praktische en noodzakelijke beperkingen en epidemiologisch onderzoek?
- de groep waarin onderzoek plaatsvind, hieruit wordt een steekproef genomen mbv random selectie
- deelnemers met eigenschappen die met neveneffecten de resultaten kunnen beïnvloeden zijn uitgesloten van deelname
- deelnemers komen bv uit een bepaalde setting
- alleen vrijwillige deelname, onderzoek moet ethisch zijn
- onderzoek in een bepaald gebied, zoals een woonwijk
Waaraan moet de methode voldoen?
- referentietest
- dubbelblind
- placebo-effect
- zuiver(geen systematische fouten)
Wat is het verschil tussen een toevallige en een systematische fout?
Een toevallige fout is door steekproefvariantie onvermijdelijk, terwijl systemische fouten dit niet zijn.
Wat is een puntschatting? En standaardfout?
Een puntschatting is in een bepaalde steekproef het gemiddelde.
De standaardfout is een maat voor de betrouwbaarheid van het gemiddelde.
Wat houdt een 95% betrouwbaarheidsinterval in? Waar hangt de betrouwbaarheid van af?
Als een onderzoek oneindig vaak herhaald wordt, is de kans dat het echte populatiegemiddelde bij een zelfde steekproefgrootte in het BI valt 95%.
- de grootte van het BI, des te kleiner des te betrouwbaarder
- de steekproefgrootte n
Wat is de formule voor breedte van de BI? Waarvan is dit afhankelijk?
Breedte BI = wortel n
- spreiding variabele(gemiddelde)
- percentage: bv BI rond 50%
- verschillen/andere effecten
Wat is de normaalverdeling?
Veel parameterschattingen hebben bij benadering een normaalverdeling(kolkvormige curve). Deze heeft een gemiddelde waarde(x) en standaarddeviatie(SD, gemiddelde standaardfout van de schatting).
Hoe kun je een hypothese toetsen? Hoe beoordeel je de uitkomst?
- formuleer nulhypothese(geen verschil)
- resultaat gegevens
- beoordeel steekproefuitkomst
Als de p-waarde </> 0,05, dan moet de nulhypothese wel/niet verworpen worden, want deze valt niet/wel binnen het BI. De uitkomst van de toets is dan wel/niet significant.
Wat is de nulhypothese? En de p-waarde?
Een eenduidige situatie, waarbij geen verschil aanwezig is tussen de groepen.
De kans dat het verschil toch uit de nulhypothese komt, ook wel de oppervlakte onder de curve van de staartjes buiten het BI.
Wat is het verband tussen steekproefgrootte, BI en p-waarde? Waar moet je rekening mee houden?
Hoe groter n, des te smaller de BI en des te kleiner de p-waarde.
Als je een steekproef maar groot genoeg maakt, kan ook een klein verschil significant zijn. Hierbij moet je wel letten op de klinische relevantie.