week 10 Flashcards

1
Q

wat zijn metabole ziekten?

A

ziekten die ontstaan door erfelijke mutaties van genen coderend voor eiwitten betrokken bij de stofwisseling
- dit zijn bijv genen die coderen voor enzymen, membraan transporteiwitten en cofactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe kun je metabole ziekten indelen op basis van substraten?

A
  • ziekten van intermediair metabolisme: aminozuren, vetzuren, carbohydraten, purines, energiehuishouding (ATP-synthese), vitaminen en mineralen
  • ziekten van biosynthese en afbraak van complexe moleculen: purines en pyramidines, mucopolysacchariden, glycolipiden, sterolen en galzuren, glycoproteïnen, lipoproteïnen, lysosomale stapeling en peroxisomale ziekten
  • neurometabole ziekten en neurotransmitterstoornissen: tetrahydrobiopterinen (BH4), glycine en serine, GABA, sulfiet, creatine, biosynthese en transport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe kun je metabole ziekten indelen op basis van biochemie?

A
  • aminozuurmetabolisme
  • koolhydraatmetabolisme
  • vetzuurmetabolisme
  • lysosomale stapelingsziekten
  • mitochondriale stoornissen
  • peroxisomale stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is fenylketonurie (PKU)?

A
  • een deficiëntie van het enzym fenylalanine-hydroxylase
  • hierdoor kan phenylalanine niet worden omgezet (via hydroxilatie) in tyrosine
  • hierdoor ontstaan er fenylketonen, die toxisch zijn voor de hersenen en die teruggevonden kunnen worden in de urine
  • door het tekort aan tyrosine is er een gebrek aan synthese van neurotransmitters, waardoor er neurologische symptomen ontstaan zoals epilepsie, mentale retardatie etc.
  • is te behandelen met een fenylalanine-arm dieet en tyrosinesuppletie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de belangrijkste functies van onderstaande organellen en wat zijn voorbeelden van metabole ziekten in die organellen?
- endoplasmatisch reticulum (ER)
- plasmamembraan
- golgi-apparaat
- mitochondriën
- peroxisomen
- lysosoom

A
  • endoplasmatisch reticulum (ER): biosynthese van secretoire eiwitten (Ig, insuline, hormonen) -> stoornis van biosynthese van de secretoire eiwitten
  • plasmamembraan: transport van ionen, suikers, aminozuren, vetzuren -> stoornis in het plasmamembraan transport (ionkanalen/carriers)
  • golgi-apparaat: synthese van complexe suikerketens (=glycosilering en posttranslationele modificatie van eiwitten) -> congenital disorders of glycosylation (CDG)
  • mitochondriën: ATP-aanmaak en afbraak van vetzuren, aanmaak van zuurstofradicalen (energiehuishouding) -> mitochondriële ziekten
  • peroxisomen: afbraak van zeer lange vetzuurketens (ZLKVZ) -> peroxisomale ziekten (stapeling van lange vetzuurketens)
  • lysosoom: degradatie van bouwstoffen (suikers, glycolipiden, sterolen, glycoproteïnen) -> lysosomale stapelingsziekten (onafgebroken macromoleculen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is hydrops foetalis?

A
  • hierbij is er oedeem van minimaal twee compartimenten van het foetale lichaam (inclusief placenta en navelstreng)
  • is geassocieerd met hepatosplenomegalie, hartfalen, anemie en ademhalingsinsufficiëntie
  • 50% van de kinderen met dit ziektebeeld overlijdt voor of kort na de geboorte

oorzaken:
- rhesus-incompatibiliteit
- cardiomyopathie
- hemolytische anemie
- chromosoomafwijkingen
- metabole ziekten, zoals lysosomale stapelingsziekten en peroxisomale ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is alkaptonurie?

A
  • een metabole ziekte die ontstaat op volwassen leeftijd
  • erft autosomaal recessief over
  • patient krijgt toenemende rugpijn, verkalking van oorkraakbeen, artrose, zwarte verkleuring van huidplooien, en donkere verkleuring van urine bij aanraking met lucht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

op welke drie manieren kan het beloop van een metabole ziekte zijn?

A

acuut
- symptomen: coma, braken, sufheid, en motorische stoornis (ataxie)
- ontstaan voornamelijk op kinderleeftijd
- voorbeeld: non-ketotische hypoglycemie

intermitterend
- symptomen: ontregeling door een intercurrerende ziekte, voeding, infectie of stress
- patient heeft zieke periodes afgewisseld met periodes van verminderde klachten, dit bemoeilijkt de diagnostiek
- voorbeeld: glutaar acidurie type I

chronisch progressief
- bij een snel beloop op kinderleeftijd ziet men een knik in de ontwikkeling
- bij langzamer beloop op volwassen leeftijd ziet men functieverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe gaat de diagnostiek van een metabole ziekte?

A
  • allereerst belangrijk om een goede anamnese en lichamelijk onderzoek uit te voeren
  • vervolgens differentiaal diagnostische onderzoeken doen
  • daarna metabolieten onderzoek in urine, plasma of liquor
  • daarna kunnen er nog transportbepalingen of enzymactiviteit bepalingen uitgevoerd worden
  • evt kan ook nog DNA onderzoek gedaan worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat voor therapie kun je inzetten bij metabole ziekten?

A
  • acute metabole decompensatie (glucose, ammoniak, melkzuur- en ketoacidose) -> compensatie op SEH
  • toxische stoffen wegvangen
  • diverse dieetaanpassingen
  • enzymvervangende therapie
  • gentherapie (beenmergtransplantatie en stamceltherapie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waaruit bestaat een obductie bij een kind/foetus?

A
  • uitwendige inspectie: meten, wegen en fotograferen
  • inwendige inspectie: openen lichaam en schedel
  • controleren van anatomische verbindingen, meten en wegen
  • uitnemen van organen en weefsels voor microscopie
  • afname van weefsel voor aanvullend onderzoek (oa microbiologie, virologie, elektronenmicroscopie, DNA-diagnostiek)
  • terugplaatsen van organen, behalve de hersenen (deze worden in formaline gefixeerd)
  • sluiten van het lichaam en de schedel, aankleden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat voor postmortale beeldvorming wordt er uitgevoerd naast de obductie?

A
  • babygram: röntgenfoto van de foetus
  • post-mortale MRI-scan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn amnionstrengen?

A

fibrotische strengen in het vruchtwater die zich bijvoorbeeld om een voet kunnen wikkelen waardoor een voet necrotisch kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn problemen/nadelen van een zeldzame aandoening?

A
  • het is een belangrijke stressor voor families
  • geen begeleiding in medisch management, omdat de oorzaak vaak onbekend is
  • lang diagnostisch traject (diagnostic odyssey): zeker voordat de moleculaire diagnostiek beschikbaar was
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe is het graderingssysteem voor de klinische consequentie van de uitslag van een WES?

A

5; pathogeen
4: waarschijnlijk pathogeen
3: variant of unknown significance (VUS)
2: waarschijnlijk benigne
1: benigne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de mogelijke vervolgstappen bij een variant of unknown significance (VUS) uitslag?

A
  • functioneel onderzoel: controleren wat het gevonden gendefect op neuronen in bijvoorbeeld muizen doet
  • splicing onderzoek
  • segragatie analyse: onderzoek bij bloedverwanten. als een van beide ouders de afwijking ook heeft is deze waarschijnlijk niet ziekmakend (tenzij verlaagde penetrantie)
  • RNA-sequencing: onderzoek of de gevonden variant effect heeft op de hoeveelheid RNA-expressie
  • materiaal uit ander weefsel: analyse van DNA of RNA uit een ander type weefsel dan bloed, indien relevant
17
Q

door welke factoren wordt obesitas veroorzaakt?

A
  • voedselomgeving
  • eetgedrag
  • beweeggedrag
  • slaap
  • stress
  • aanleg en genen (BMI is voor gemiddeld 70% erfelijk bepaald)
  • hormonen
  • sociale en psychische factoren
18
Q

wat is het verschil tussen syndromale en niet-syndromale obesitas?

A
  • bij niet-syndromale obesitas is een gewichtstoename in de eerste levensjaren te zien, waarbij de lengte niet afwijkend of zelfs langer is
  • bij syndromale obesitas is er een gewichtstoename vanaf de kinderleeftijd en meestal een kortere gestalte
19
Q

hoe is de behandeling van obesitas?

A
  • gecombineerde leefstijlinterventie (GLI)
  • hierbij wordt de balans gezocht tussen energie-inname en energieverbruik
  • maar ook wordt er rekening gehouden met sociale en psychische factoren
  • in ernstige gevallen wordt er farmacotherapie of bariatrische chirurgie ingezet
20
Q

hoe kan je verschillende typen kinderkanker indelen?

A
  • hematologische maligniteiten
  • hersentumoren
  • solide tumoren
21
Q

welke factoren hebben invloed op het ontstaan van kanker?

A
  • genetische afwijkingen (mutaties, deleties, amplificaties)
  • multipel hit model (Knudson)
  • familiaire factoren
  • virale infecties
  • straling

bij kinderen vooral genetische afwijkingen belangrijk

22
Q

wat is acute lymfatische leukemie en wat zijn de symptomen?

A
  • ontstaat doordat er 1 type leukocyten zich afwijkend en overmatig ontwikkeld, waardoor andere cellijnen verdrongen worden

symptomen:
- bleekheid
- verhoogde bloedingsneiging
- infecties
- botpijn
- algehele malaise

23
Q

wat kun je zien bij lichamelijk onderzoek bij acute lymfatische leukemie (ALL)?

A
  • hepatosplenomegalie
  • bleekheid
  • petechiën/purpura/ecchymosen
  • lymfadenopathie
  • koorts
  • verhoogde hartslag
  • huidinfiltraten
  • testisinfiltraten
  • uitval hersenzenuwen
  • tandvleeshyperplasie/-bloedingen
24
Q

hoe verloopt de diagnostiek van ALL?

A
  • volledig bloedbeeld
  • beenmergpunctie
  • lumbaalpunctie
  • cytomorfologie
  • cytogenetica
  • flowcytometrie
  • beeldvorming
25
Q

wat zijn vaatanomalieën?

A
  • perifere vaatafwijkingen (bloed-en lymfevaten)
26
Q

hoe worden vaatanomalieën onderverdeeld?

A
  • vasculaire tumoren: wildgroei aan vaatjes, ontstaat vaak na de geboorte, snelle groei, vaak al precursor leasie (rode vlek) aanwezig bij geboorte
  • vasculaire malformaties: vaten zijn verkeerd aangelegd in de vroege zwangerschap, wordt onderverdeeld in lymfatisch, capillair, veneus en arterieel, met low flow dan wel high flow, is bij geboorte aanwezig maar niet altijd zichtbaar, groei is proportioneel
27
Q

welke soorten vasculaire tumoren zijn er?

A
  1. benigne tumoren
    - hemangioom: meestal rond hoofd en nek, romp of extremiteiten, na een paar jaar spontane regressie
  2. tufted angioma: zeldzaam beeld bestaande uit bloedvatgezwellen die goedaardig zijn, maar klachten kunnen geven zoals pijn
  3. borderline tumoren
    - Kaposiform hemangio-endothelioom: een tumor die erg groot kan zijn, maar grootste probleem is dat er een anemie, hemolyse en trombocytopenie ontstaan
  4. maligne tumoren
    - hebben eerder bloedingsneiging, zijn vaak donkerder van kleur en hebben glanzend aspect
    - kunnen uitzaaiien en hebben aanzienlijke mortaliteit
28
Q

hoe kun je vasculaire malformaties onderverdelen?

A

afwijkingen aan de:
- capillairen
- arterieën
- venen
- lymfevaten

29
Q

wat zijn kenmerken van een vasculaire malformatie?

A
  • blijvend
  • cellulair stabiele aanlegfouten
  • vanaf de geboorte aanwezig
  • groeien niet op zichzelf
  • ondervinden geen involutie
  • groeien mee met kind
30
Q

wat zijn bijkomende problemen bij vaatanomalieën?

A
  • stollingsproblemen
  • scoliose
  • macrodactylie
  • syndactylie
  • lymfoedeem
  • ulceraties/bloedingen