Week 1 Hoofdstuk 12 Flashcards

1
Q

Vermogensrecht

A

het recht dat de rechten en plichten beschrijven van iemands vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bezittingen

A

zijn juridisch ook wel goederen, oftewel alle actieve vermogensbestanddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zaken

A

zijn tastbare voorwerpen die waarde hebben en aan de heerschappij van de mens onderworpen kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vermogensrecht bestaat uit

A

goederenrecht en verbintenissenrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

goederenrecht

A

betrekt de rechtsrelaties tussen mensen en goederen, en de verandering die hierbij kunnen plaatsvinden. Dit is dwingend en statisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verbintenissenrecht

A

betrekt rechtsrelaties tussen mensen zelf en is vooral regelend (aanvullend) en dynamisch van aard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onroerende zaken

A

zijn registerzaken die betrekking hebben op de grond, nog niet gewonnen delfstoffen, gebouwen, beplantingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

roerende zaken

A

Roerende zaken zijn alle spullen die niet vastzitten aan de grond of een gebouw. Denk aan meubels, auto’s, sieraden, machines en kleding. Ze zijn verplaatsbaar, in tegenstelling tot onroerende zaken zoals huizen en grond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bestanddelen

A

zijn onderdelen van het goed of de zaak die niet van elkaar gescheiden kunnen worden zonder dat er beschadiging aan de betekenis wordt gedaan van een van de zaken. Een motor in een auto, sleutel van een huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

rechtshandelingen

A

zijn handelingen die rechtsgevolgen in het leven roepen. schriftelijke bestelling van een mobiele telefoon, wanneer de wederpartij deze aankoop accepteert zullen de rechtsgevolgen, overdracht en betaling in werking treden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

eigendomsrecht

A

meest volledige recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bezit en eigenaar verschil

A

wanneer een goed gestolen wordt is de dief vanaf dan de bezitter maar de eigenaar is nogsteeds de originele bezitter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

houderschap

A

de toestand waarbij een houder erkent een goed te bezitten die niet gan hem of haar is. huurders en leners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

overdracht die geldig is vereisten

A
  • geldige titel tot overdracht, beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder, levering van het desbetreffende goed.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geldige titels

A

zijn gelidge redenen om een goed over te dragen zoals een koopovereenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

koopovereenkosmten bedenktijd

A

3 dagen

17
Q

eigendomsvoorbehoud

A

hierbij blijft de leverancier eigenaar totdat de koopprijs volledig is afbetaald.

  • mag niet als koper geleverde goederen verwerkt in een eindproduct
18
Q

precontractuele fase

A

fase voor het sl8iten van een overeenkomst. tijdens deze fase bestaan gedragsplichten voor de onderhandelende partijen. Hierbij meoten partijen rekening houden met elkaars gerechtvaardigde belangen. Redelijkheid en billikheid.

19
Q

overeenkomst

A

meerzijdige rechtshandeling. verbintenis aangaan. afspraak is een overeenkomst wanneer het juridisch afdwingbaar is. Dus als een partij zich niet aan de afspraak houd, de ander naar de rechter kan stappen om de afspraak alsnog af te dwingen.

20
Q

overeenkomst

A

mondelijk en schriftelijk