Week 1 en 2

Question 1

Wat is de AEX?

Answer 1

Gemiddelde van de 25 grootste nederlandse beursgenoteerde bedrijven

Question 2

Wat betekend het als aandelen beursgenoteerd zijn?

Answer 2

Aandelen zijn verhandelbaar

Question 3

Wat bepaald de prijs van een aandeel?

Answer 3

• toekomstige winst
• rente
• sentiment
• macro-economische factoren
• wisselkoers euro tov dollar
• koers/ winst verhouding

Question 4

Wat gebeurd er met buitenlandse beleggers als de euro stijgt/ daalt?

Answer 4

Euro stijgt: buitenlanders gaan hier wel beleggen
Euro daalt: buitenlanders gaan hier niet beleggen

Question 5

Wat bepaald de wisselkoers?

Answer 5

Vertrouwen in de economie

Question 6

Wat is de hoofd gedachtegang van adam smith?

Answer 6

Als jij en ik een deal met elkaar sluiten, moeten we proberen de ander blij te maken.

Question 7

Welk boek heeft adam smith geschreven?

Answer 7

The wealth of nations

Question 8

Wat zijn de belangrijkste punten uit het boek the wealth of nations?

Answer 8

• iedereen moet aan het werk
• het werk wat je doet moet aansluiten op jouw unieke talenten
• het resultaat van dit werk wissel je uit op de markt

Question 9

Wat zijn de gevolgen van involutie?

Answer 9

• ecologische druk
• psychodruk: stress
• Financialisering: al het geld gaat naar de rijken
• Neo-imperialisme: alsmaar meer willen hebben

Question 10

Wat is dalend grensnut?

Answer 10

jij geeft iets een bepaalde waarde, zodra je er meer van hebt, daalt het nut en heb je er minder voor over

Question 11

Wat houdt de 1e wet van Gossens in?

Answer 11

Hoe meer goederen je hebt, hoe kleiner het grensnut en hoe minder je ervoor over hebt.

Question 12

Welke 3 soorten goederen worden er onderscheden en welke elasticiteit hoort daarbij?

Answer 12

• Inferieur: bijv 2e hands kleding –> als je meer geld hebt, ga je er minder van kopen Ep is negatief
• Noodzakelijk: bijv medicijnen –> reageer niet zo op prijsveranderingen Ep= 0-1
• Luxegoed: bijv vliegvakanties –> reageert heel erg op prijsveranderingen Ep= meer dan 1

Question 13

Wanneer is een goed elastisch?

Answer 13

E= 0 en -1

Question 14

Wat gebeurd er met het percentage dat wordt uitgegeven aan noodzakelijke goederen zodra er meer wordt verdient?

Answer 14

Het percentage wordt kleiner omdat je meer uitgeeft wordt het percentage kleiner van de totale uitgaven, maar je consumeert er niet minder van.

Question 15

Wat weergeeft een isonutscurve/ indifferentiecurve?

Answer 15

Het weergeeft een verzameling van alle combinaties van goederen die een zelfde nutsniveau opleveren

Question 16

Welk doel heeft de consument mbt de isonutscurve/ indifferentiecurve?

Answer 16

De consument heeft als doel een zo groot mogelijke behoeftebevrediging. Daarom wilt de consument zo veel mogelijk rechts zitten op de curve.

Question 17

Wat is het verschil tussen complementaire goederen en substitutie goederen?

Answer 17

Complementair: aanvullend
Substitutie: vervangbaar

Question 18

Wat betekend slutsky?

Answer 18

Prijsveranderingen van een goed heeft invloed op de substitutiegoederen en het inkomen

Question 19

Wat houdt de 2e wet van Gossens in?

Answer 19

Denivellering van het grensnut –> consument besteed zijn inkomen zo, data hij er optimaal nut uit haalt