Week 1 Flashcards

1
Q

Welke maatschappelijke verantwoordelijkheden heeft een arts?

A
  1. Inzetten voor preventie (gezondheidsbevorderaar).
  2. Inzetten voor participatie (patiënt ondersteuner).
  3. Inzetten voor veilige, doelmatige, toegankelijke en duurzame zorg (kwaliteitsverbeteraar).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke determinanten hebben we voor de oorzaken van ongezondheid in de bevolking?

A
  1. Gedrag
  2. Persoonsgebonden
  3. Arbeid
  4. Milieu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de meest voorkomende oorzaken volgens het RIVM van de ongezondheid in de bevolking (top 4 hoge ziektelast)?

A
  1. Roken
  2. Ongezonde voeding
  3. Hoge BD
  4. Hoge bloedsuiker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar kijken we naar bij de diagnostiek van de volksgezondheidsproblemen?

A
  • Ziekte en aandoeningen.
  • Sterfte en doodsoorzaken.
  • Functioneren en kwaliteit van leven.
  • Samengestelde volksgezondheidsmaten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de ziekten met de hoogste incidentie (van meest naar minst)?

A
  1. Bovenste LWI
  2. Infectie maag-darm
  3. Onderste LWI
  4. Letsel door privé/sportongevallen
  5. Influenza
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de ziekten met de hoogste prevalentie (van meest naar minst)?

A
  1. Nek- en rugklachten
  2. Artrose
  3. Angststoornissen
  4. Diabetes
  5. Visusstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de belangrijkste doodsoorzaken in NL?

A
  1. Dementie
  2. Longkanker
  3. Beroerte
  4. Coronaire ziekten
  5. Hartfalen
  6. Privé-, arbeids- en sportongevallen
  7. COPD
  8. Onderste LWI
  9. Dikkedarmkanker
  10. Hematologische kanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke internationale methode wordt gebruikt om gevaren voor de volksgezondheid vast te stellen?

A

DALY

  • YLL= Years of Life Lost= verloren levensjaren door sterfte.
  • YLD= Years of Lived with Disability= Verloren gezonde jaren door beperkingen en handicaps.
  • DALYs= Disability Adjusted Life Years= YLL+YLD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke factoren spelen mee bij een ziektelast?

A
  1. Hoge incidentie van sterfgevallen.
  2. Sterfte op relatief jonge leeftijd.
  3. Hoge prevalentie (incidentie*duur) van beperkingen en handicaps.
  4. Ernst van beperkingen en handicaps.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de top 10 van ziekten naar ziektelast (in DALYs)?

A
  1. Bipolaire en depressieve stemmingsstoornissen
  2. COPD
  3. Coronaire hartziekten
  4. Angst-, dwang- en stressstoornissen
  5. Longkanker
  6. Nek- en rugklachten
  7. Dementie
  8. Beroerte
  9. Privé-, arbeids- en sportongevallen
  10. Aandoeningen gerelateerd aan alcohol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is planetary health?

A

Wat is de impact van de door de mens veroorzaakte veranderingen in de natuurlijke systemen op aarde op de gezondheid van de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de definitie van mitigatie?

A

Voorkomen van verdere klimaatveranderingen door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de definitie van adaptatie?

A

Verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatveranderingen (paraatheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste stoffen die een rol spelen in de luchtverontreiniging?

A
  1. Fijnstof
  2. Koolstofdioxide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de belangrijkste klachten door binnenmilieu die de GGD binnen krijgt bij een melding?

A
  1. Bezorgdheid
  2. Ademhaling
  3. Hinder
  4. Huid
  5. Zenuwstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke maten fijnstof hebben we?

A
  1. PM10 (<10 micro m)
  2. PM2,5 (<2,5 micro m)
  3. Ultrafijnstof (<0,1 micro m)
17
Q

Tot hoe ver dringen de verschillende groottes fijnstof door in het lichaam (in micro m)?

A
  • > 10→ keel en neus.
  • 2,5-10→ bovenste LW (vaak niet uitgeademd).
  • 0,1-2,5→ 80% uitgeademd, 20% tot longblaasjes.
  • < 0,1→ blijft in de longen, kan tot bloedbaan doordingen.
18
Q

Wat is de drempel waarde voor te veel lood?

A

Geen

  • Lood is bij elke waarde slecht.
19
Q

Wat is de kans op kanker door 1 asbestvezel en door hoeveel vezels worden we in ons hele leven (in NL) bloodgesteld?

A
  • 1 op de biljoen
  • Miljoenen vezels
20
Q

Wat zijn de 6 A’s mbt werk?

A
  1. Arbeids inhoud: fysieke belasting.
  2. Arbeids omstandigheden: werktempo/-druk.
  3. Arbeids verhoudingen: onderlinge relaties/stijl van leidinggeven.
  4. Arbeids voorwaarden: werktijden, beloningen.
  5. Arbeids perspectief: toekomst in dit werk?
  6. Arbeids zingeving: waar doe ik het voor?
21
Q

Wat zijn de stappen in het Roses’s paradigma?

A
  1. Verband tussen blootstelling en respons.
  2. Bereken in elke categorie van de blootstelling het RR op sterfte en de attributieve fractie (AF).
  3. Wat is de verdeling van blootstelling in de populatie.
  4. Bereken op basis van de verdeling in stap 3, de sterfte in elke categorie (stap 2 + baseline).