Week 1 Flashcards

1
Q

Wat betekent ‘atletisch’?

A

Sterk en soepel, zoals een atleet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een ‘estafette’?

A

Snelheidswedstrijd tussen ploegen waarbij iedere speler van de ploeg een stukje aflegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent ‘finishen’?

A

Over de eindstreep gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent ‘fit’?

A

Gezond en sterk, in goede conditie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een ‘intekenlijst’?

A

Lijst waar je je naam op kunt zetten, om te laten weten dat je ergens aan meedoet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent ‘officieel’?

A

Goedgekeurd door degene die dat mag bepalen, bijvoorbeeld de directeur of de regering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent ‘ondanks’?

A

Als iets toch zo is of gebeurt, terwijl je het tegenovergestelde verwacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een ‘thuiswedstrijd’?

A

Wedstrijd die je bij je eigen club speelt, meestal in je eigen dorp of stad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een ‘trofee’?

A

Voorwerp (vaak een beker) dat je krijgt als je een sportwedstrijd hebt gewonnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een ‘turnclub’?

A

Club waar je leert gymnastiekoefeningen te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent ‘uniek’?

A

Gezegd van iets moois of waardevols waar er maar één van is, bijvoorbeeld van een bijzonder schilderij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent ‘vaststellen’?

A

Merken dat iets zo is, nadat je er speciaal op gelet hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly