Week 1 Flashcards
Depex/Curatoren Bergel
Als twee zaken in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd is dat een aanwijzing dat naar verkeersopvattingen natrekking heeft plaatsgevonden.
Hetzelfde geldt wanneer het gebouw uit een oogpunt van geschiktheid als fabrieksgebouw bij het ontbreken van de apparatuur als onvoltooid moet worden beschouwd. Het gaat om het gebouw. Of het productieproces in het gebouw niet voortgezet kan worden is niet van belang.
Portacabin
Wanneer is een gebouw duurzaam met de grond verenigd?
- Een gebouw kan duurzaam met de grond verenigd zijn doordat het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven.
- En de bedoeling van de bouwer moet naar buiten kenbaar zijn voor beanwoording eerste vraag.
- De verkeersopvattingen kunnen niet worden gebruikt als zelfstandige maatstaf voor de beoordeling van de vraag of een zaak onroerend of roerend is. Ze kunnen wel in aanmerking worden genomen bij de bovenstaande criteria.
- Dat er een technische mogenlijkheid is om het bouwsel te verplaatsen is niet van belang.
Glencore II
- Gaat om het beschadigingscriteria in art. 3:4 lid 2 BW.
- Het moet gaan om een beschadiging van betekenis
- Het gaat enkel om de fysieke gevolgen van de afscheiding
- Geen betekenis aan:
- De verhouding van de schade tot de waarde van de betrokken zaak
- Of de verbinding bedoelt of onbedoeld tot stand is gekomen
- Danwel of met instandhouding van de verbinding tussen zaak en hoofdzaak een belang is gediend.
- Verkeersopvattingen spelen geen rol bij art. 3:4 lid 2 BW.
Mesdag II
Verkoper kan beschikkingsbevoegdheid tav het goed ontlenen aan de in de consignatieovereenkomst opgenomen opdracht tot verkoop. De clausuleringen in de ovk zijn rechtstreeks van invloed op de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper.
De verkoper kon aan de consignatieovereenkomst niet de bevoegdheid ontlenen om het schilderij aan de koper in eigendom over te dragen (enkel beschikkingsbevoegdheid ontlenen).
Een zeer lage verkoopprijs kan een indicatie zijn van het feit dat de verkrijger niet helemaal ten goede trouw is.
Eigendom digitale goederen
Het Nederlandse recht regelt de vraag of op digitale gegevens een eigendomsrecht kan worden gevestigd. Volgens artikel 5:1 Sr kan het eigendom uitsluitend berusten op ‘dingen’ (zaken). ‘Dingen’ zijn lichamelijke objecten die onderworpen zijn aan menselijke controle (artikel 3:2 Sr). Hoewel gegevens kunnen worden vastgelegd op een harde schijf of een gegevensdrager waardoor ze onder menselijke controle komen, is de huidige rechtsopvatting zoals beschreven in de juridische literatuur en jurisprudentie dat digitale gegevens als zodanig niet voldoen aan de definitie van ‘dingen’. De rechtbank merkt op dat hoewel het in deze digitale tijd wenselijk kan zijn om het begrip eigendom analoog toe te passen op digitale gegevens, dit in strijd zou zijn met het ‘gesloten’ systeem van het Nederlandse eigendomsrecht waarin rechten specifiek worden opgesomd. Het zou ook inbreuk maken op het domein en de prerogatieven van de wetgevende macht. Als gevolg hiervan is het niet aan de rechter om te bepalen welke zakelijke rechten op digitale gegevens kunnen rusten. De vordering tot herindicatie van Diamedica kan derhalve niet worden toegewezen, voor zover het de Digitale Data betreft.
Kortom
Kan er op digitale gegevens een eigendomsrecht worden gevestigd?
Volgens art. 5:1 BW kan eigendom alleen berusten op ‘zaken’.
volgens art. 3:2 BW zijn zaken voor menselijk vatbare stoffelijke objecten.
Digitale gegevens vallen hier niet onder.
Mogelijk wel wenselijk om naar analogie te redeneren maar voor nu nog niet aan de orde. Rechter gaat dan op de wetgevende stoel zitten. Dit zou ook in strijd zijn met het gesloten systeem van het goederenrecht.
Blauwboer/Berlips
Hoge Raad stelt dat persoonlijke verplichtingen niet overgaan op opvolgers onder bijzondere titel. Dit is wel het geval bij opvolging onder algemene titel.
Persoonlijke rechten t.a.v. een goed gaan wel over op verkrijger onder bijzondere titel 6:251 BW.
Beperkte rechten bij verkrijgende verjaring
Heeft de bezitter te goede trouw bezit gehad alsof er geen beperkt recht op het goed rustte, dan verkrijgt hij het goed ook zonder beperkt recht. Andersom is ook het geval.
Bij bevrijdende verjaring is de vraag of er sprake is van srt. 3:106. Anders blijft het beperkte recht onverminderd tot stand.