Weefselkweek Flashcards

1
Q

Geef de definitie van cel en weefselkweek.

A

Een techniek om cellen buiten het organisme in leven te houden met het behoud van celfunctie en vermogen tot differentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef een aantal voordelen van cellijnen.

A
  • Milieu is te standariseren en manipuleren (pH,
    temp., osmotische waarden, etc)
  • Reproduceerbaarheid neemt toe
  • Direct effect van stoffen op cellen bestuderen
  • Kunt levende cellen op elk moment bestuderen
  • Homogenen celpopulatie bestaannde uit veel
    cellen
  • Minder proefdieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef een aantal nadelen van cellijnen.

A
  • Cellen in kunstmatig milieu
  • Cellen gedragen zich anders in vitro dan in vivo
  • Cellen van continue cellijn zijn getransformeerd
  • Specifieke apparatuur nodig
  • Steriel werken
  • Hoge kosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke typen kweek zijn er?

A

weefselkweek, celkweek, orgaankweek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doe je bij weefselkweek?

A

Je kweekt meerdere type cellen, maar er zit geen 3D structuur in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doe je bij orgaankweek?

A

Hierbij houd je de 3D structuur van het orgaan intact en blijven de
histologische kenmerken ook behouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doe je bij celkweek?

A

Hierbij kweek je één type cellen en zie je dus geen verband met de cellen tot het
oorspronkelijke weefsel. Je hebt dus ook geen 3D structuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de stappen om een primaire cellijn te maken?

A

Cellen in weefselverband -> desaggregatie -> losse cellen -> primaire weefselkweek -> monolaag -> splitsen -> primaire cellijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 3 fasen heb je in kweek?

A

Lag, log en plateau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er in de lagfase?

A

de cellen moeten nog even leren dat ze wel mogen
groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er in de logfase?

A

In de log fase groeien de cellen exponentieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er in de plateaufase?

A

Er is te weinig ruimte, dus is er contact-inhibitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is contact-inhibitie?

A

Cellen scheiden signalen uit dat er geen ruimte meer is om te delen, hierdoor stopt de deling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ontstaat een continue cellijn?

A

Een primaire cellijn gaat naar een continue cellijn wanneer er cellen ontsnappen die mutaties hebben gekregen,
waardoor ze onsterfelijk zijn geworden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke soorten contaminaties heb je?

A

bacterieel, schimmel, gisten, mycoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een kenmerk van een bacteriële contaminatie?

A

een verandering in pH

17
Q

Wat is een kenmerk van een schimmel contaminatie?

A

draadvormige structuren en een troebel medium.

18
Q

Wat doet antibiotica in het medium?

A

dit voorkomt verspreiding van een contaminatie.

19
Q

Hoe sla je cellijnen op voor langere tijd?

A

In een vriezer met vloeibaar stikstof, ook crytoprotectant om waterkristallen te voorkomen

20
Q

Wat zijn de 4 kweekfactoren die je nodig hebt voor het milieu van de cellen?

A

substraat, temperatuur, medium + supplementen en pH en gasfase

21
Q

Wat is een substraat?

A

Dat waar de cellen op/in groeien

22
Q

Welke soorten cellijnen heb je?

A

Anchorage-dependent en suspensie cellen

23
Q

Wat hebben anchorage-dependent cellen nodig om te groeien?

A

Serum, zodat ze aan de bodem kunnen hechten.

24
Q

Wat is de ideale temperatuur voor je kweek?

A

lichaamstemperatuur = 37

25
Q

Wat is belangrijk voor het medium?

A

Dat het de natuurlijke situatie nabootst en dat de exacte samenstelling bekend is (ook al zit er toch serum in).

26
Q

Hoe vindt er gaswisseling plaats in vitro?

A

Tussen de lucht en de vloeistof (van het medium)

27
Q

Is de [CO2] juist hoger of lager bij je kweek?

A

Hoger, want de [CO2] in diepere weefsels is hoger dan gemiddeld

28
Q

Hoe wordt de pH gereguleerd bij kweek?

A

Door buffers toe te voegen.

29
Q

Wat doet EDTA?

A

Dit bindt calcium en andere divalente kationen.

30
Q

Wat doet trypsine?

A

Dit is een protease die celadhesie eiwitten verbreekt.

31
Q

Wat doet HRP?

A

Dit is een enzym dat een substraat om kan zetten tot een andere kleur, waardoor met blote oog te zien is of een cel wel of niet de receptor heeft.

32
Q

Hoe herken je gist in je kweek?

A

Deze cellen hebben verschillende groottes

33
Q

Hoe zorg je ervoor dat je cellen beter groeien na het splitten?

A

Splitten bij lagere confluentie of minder cellen per petrischaaltje.