Wat kleurt jouw persoonlijkheid? Flashcards

1
Q

Emotie

A

Een psychologische reacties die ontstaan op grond van een gebeurtenis die betekenis heeft voor de persoon. Die reacties uiten
zich in gedrag, in fysiologische voorbereiding van dat gedrag en in subjectieve beleving. Proces van impressie tot expressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Emotieregulatie

A

Vaardigheid die je hebt om met je emoties om te gaan en ze op een gepaste wijze te uiten (intern en extern).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Interne emotieregulatie

A

Vermogen om emotionele gesteldheid (basisemoties en zelfbewuste emoties) zo te sturen dat we datgene doen om het doel te bereiken. Lukt beter bij hogere cognitieve capaciteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Externe emotieregulatie

A

Regulatie afhankelijk van tolerantie van omgeving voor uiting van emoties. Sociale goed- of afkeuring van bepaalde uitingen worden geregeld door sociale normen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Empathie (cognitief en emotioneel)

A

Het vermogen om je in te leven in de gevoelens of de gedachtegang van anderen (verbonden met en focus op andere). Heb je sympathie voor iemand, dan voel je compassie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sympathie

A

Medelijden hebben en denken met betrekking tot een ander persoon. Sympathie komt voort uit ons ego. Het is wat we weten dat we zouden moeten doen, en vaak is het ook anderen vertellen wat ze moeten doen of voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Altruïsme

A

Ben je als je gedrag toont waarbij je je eigen rechtstreekse belangen opoffert ten gunste van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Motivatie

A

Geheel van processen die betrokken zijn bij de interne dynamiek van het gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Behoeften

A

Algemene categorieën van objecten waaraan mensen en dieren nood aan hebben, innerlijk verlangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Intrinsieke motivatie

A

Motivatie gericht op uitvoeren van activiteit (plezier en voldoening uit activiteit zelf halen). Eigen drijfveren, behoeften, ambitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Extrinsieke motivatie

A

Motivatie gericht op uitvoeren van activiteit (leidt tot het bereiken van ander doel). Salaris, opgelegde doelen, verplichtingen…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stress

A

Emotionele en lichamelijke reactie wanneer iemand zich probeert aan te passen aan de veranderingen die het normale leven
verstoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Veerkracht

A

Gevoel van sterkte bij moeilijkheden en tegenslagen, vervolgens kunnen aanpassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Coping

A

Om met stress om te gaan, gebruiken mensen copingstrategieën (veerkracht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly