vragen uit ZOs Flashcards

1
Q
  1. Beredeneer waarom het bestaan van regulatoire T-lymfocyten tóch gewenst is.
  2. Geef twee voorbeelden van ziekten die in afwezigheid van regulatoire T-lymfocyten vaker zouden voorkomen dan nu het geval is.
A
  1. De aanwezigheid van regulatoire T-cellen zorgt ervoor dat een immuunreactie, als deze eenmaal op gang is gekomen, niet te lang doorgaat. Ook dragen regulatoire T-cellen er aan bij dat een te sterke immuunreactie tegen relatief onschuldige antigenen wordt voorkómen. Regulatoire T-cellen spelen dus een rol bij het uitdoven van de immuunrespons nadat het antigeen is verwijderd, en houden de reactiviteit van het immuunsysteem onder controle.
  2. Auto-immuunziekten en allergieën.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Als HIV het antigeen is, hoe en waar komen de T-cellen hiermee in contact?

A
  • T-cellen liggen in de paracortex (binnenste schors) van de lymfeklier en komen met HIV in contact in de vorm van peptiden van HIV-eiwitten, die gebonden zijn aan HLA-moleculen.
  • Deze HLA-moleculen bevinden zich op het oppervlak van dendritische cellen en macrofagen, die - als antigeenpresenterende cellen - in de periferie zijn geïnfecteerd met HIV, of HIV-partikels hebben gefagocyteerd.
  • Na infectie of fagocytose worden de HIV-eiwitten gedeeltelijk afgebroken tot peptiden, die op HLA klasse I en II moleculen op het celoppervlak worden gepresenteerd.
  • De macrofagen en dendritische cellen migreren, vanaf de plaats van het binnendringen van het virus, met de lymfestroom mee, en komen via de afferente lymfevaten in de drainerende lymfeklier terecht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Als HIV het antigeen is, hoe en waar komen de B-cellen hiermee in contact?

A
  • B-cellen liggen in de outer cortex (buitenste schors) van de lymfeklier, dus in het directe stroomgebied van de afferente lymfe die binnenkomt in de zgn. randsinus.
  • Door de aard van de antigeenreceptor van B-cellen (het oppervlakte-immunoglobuline) herkennen B-cellen vrije, intacte virusdeeltjes of afbraakproducten daarvan, zonder dat deze door antigeenpresenterende cellen worden gepresenteerd.
  • De virusdeeltjes en afbraakproducten komen mee met de lymfestroom als gevolg van de lokale productie op de plaats van infectie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beredeneer waarom het ‘slim’ is van HIV, dat de CD4+ T-cellen als belangrijkste target heeft, om initieel met name weefsel DC en macrofagen in de slijmvliezen te infecteren.

A
  • Macrofagen en DC komen in relatief grote aantallen voor in de mucosale omgevingen waar het initiële contact met het virus plaatsvindt.
  • Deze cellen kunnen goed migreren naar de drainerende lymfeklieren.
  • Ze brengen het virus direct op de plaats waar het het meest kwaad kan, namelijk in het T-celgebied van de lymfeklier. CD4+ cellen komen hier voortdurend langs en lopen zo een grote kans om geïnfecteerd te worden en zo het virus verder te verspreiden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verband tussen remming van lymfocytenproliferatie en remming van inflammatie?

A
  • Proliferatie van lymfocyten is de uitkomst van de adaptieve immuunrespons.
  • Lymfocyten zijn, vooral door hun grote aantallen, belangrijke producenten van pro-inflammatoire cytokines zoals TNF, IL-6 en IFN-gamma. Als lymfocyten in de perifere weefsels antigeen-specifiek worden geactiveerd, dragen ze op die manier bij aan de ontstekingsreactie.
  • → NF- kB stimuleert de transcriptie van pro inflammatoire cytokines zoals IL-1, TNF en IL-6.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de dominante routes waardoor complement wordt geactiveerd?

A
  • klassieke route (binding van C1q aan Ig gebonden aan antigeen)
  • lectine route (binding van mannose-bindend proteïne aan b.v. een micro-organisme)
  • alternatieve route (C3b vormt met Bb een C3-activerend complex).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar komen de onrijpste T-celvoorlopers de thymus binnen?

A

In het corticomedullair gebied, op de grens van cortex en medulla, komen de onrijpste T-celvoorlopers de thymus binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf kort het proces van positieve en negatieve selectie in de thymus, op basis van de informatie in de paragraaf die je zojuist gelezen hebt.

A
  • Een CD4+CD8+ corticale T-cel gaat via zijn TCR een interactie aan met MHC klasse I en II moleculen op het corticale epitheel. De binding wordt versterkt door de co-receptoren CD4 (voor klasse II) en CD8 (voor klasse I), en andere adhesiemoleculen zoals integrines.
  • Alleen bij een voldoende hoge affiniteit van de totale interactie schakelt de thymocyt het ‘default’ pad naar apoptose af. Dit is positieve selectie.
  • Hierna brengt de T-cel zijn TCR sterker tot expressie en maakt de keus voor CD4+CD8- of CD4-CD8+. Blijkt in deze fase de affiniteit voor eigen MHC + selfpeptide echter te hoog te zijn, dan wordt de T-cel te sterk gestimuleerd en gaat deze alsnog in apoptose. Dit is negatieve selectie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke kenmerken zijn van toepassing op de bij S-TSS betrokken superantigenen?

A
  • Superantigenen worden door APC’s NIET in de antigene groeve van T-cellen gepresenteerd.
  • Superantigenen binden aan een specifiek deel van het V-beta deel van de T-cel receptor, waardoor een hele T-cel familie met dezelfde V-beta structuur wordt gestimuleerd.
  • Superantigenen zoals het TSST-1 kunnen tot 20% van de T-cel populatie stimuleren, leidend tot een massale cytokine release.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly