Vragen uit document: examenvragen 2e zit 2015-2016 Flashcards

1
Q
  1. Op deze biggenfoto ziet u:
    a)

b)
c)
d)
d)

e)

A
  1. Op deze biggenfoto ziet u:
    a) Ptyriasis rosea
    Aangeboren, ontwikkelt meestal na spenen wnr een paar weken oud
    gaat over na een tijd

b) Contactdermatitis
Gelokaliseerd, vesikels, papulae, korsten, meestal met jeuk
type IV overgevoeligheid  destructief

c) Staphylococcus hyicus
Roetbiggen, secundaire infectie
folliculitis, furunculosis, lymfangitis, abcessen

d) Urticaria
immuungemedieerd, type I of type III, ronde oedemateuze verhevenheden

e) Erythema multiforme
“urticaria die niet weggaan” lang aanw

f) Dermatofytose
kleine plekjes met haarverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij een te hoog ACTH denkt u differentiaal diagnostisch aan:
a) Pheochromocytoma

b) Hyperplasie pars intermedia
c) Bijnierschorstumor
d) …

A
  1. Bij een te hoog ACTH denkt u differentiaal diagnostisch aan:
    a) Pheochromocytoma
    = functionele bijniermergtumor
    merg verantwoordelijk voor catecholamines  zou verwachten zeker geen stijging van ACTH
    b) xxxxxx Hyperplasie pars intermedia xxxxxxxx
    belangrijkste oorzaak Cushing paard
    geeft stijging ACTH en minder ADH en oxytocine
    c) Bijnierschorstumor
    cortex verantwoordelijk voor mineralocorticoiden, glucocorticoiden en androgenen
    zou verwachten dat ACTH daalt door neg feedback
    d) …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Te hoog cortisol, normaal ACTH, te hoog glucose, te hoog insuline  u vermoedt:
    a) Cushing

b) Metabool syndroom ?
c) Insulinoma
d) …

A
  1. Te hoog cortisol, normaal ACTH, te hoog glucose, te hoog insuline  u vermoedt:
    a) Cushing
    bij paard Cushing 99% door adenoma in hypofyse pars intermedia
    dus dan zou ACTH ook hoog zijn
    b) xxxxxx Metabool syndroom ?xxxxxxxxx
    insuline resistentie, hypertriglyceridemia
    stijging insuline gehalte, normaal tot hoog glucose gehalte
    cortisol: ? niets over gevonden
    c) Insulinoma
    geeft hyperinsulinemie (heel zeldzaam)
    d) …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Kalf met dikke bult rond de penis:
    a) Urethraruptuur

b) Blaasruptuur
c) …

A
  1. Kalf met dikke bult rond de penis:
    a) xxxxxx Urethraruptuur xxxxxxxxx
    kan door trauma, vooral stieren

b) Blaasruptuur
vooral jonge stieren
sympt: eerst koliek, dan uitzetting buik  zou denken dit geen bult geeft rond penis
c) …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Wat is de meest voorkomende obstipatie bij het rund?
    a) Jejunum in jejunum

b) Ileum in cecum
c) Cecum in colon
d) Inflammatory bowel disease

e) …

A
  1. Wat is de meest voorkomende obstipatie bij het rund?
    a) xxxxxxx Jejunum in jejunum xxxxxxxx
    invaginatie, meest voorkomende vorm ileus bij volw dieren
    b) Ileum in cecum
    c) Cecum in colon
    d) Inflammatory bowel disease
    cellulaire infiltratie  veroorzaakt chronische diarree bij paard (kan soms wel koliek geven, afh van de soort ontsteking)
    e) …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Geit filmpje cirkelgang
    a) Listeriose

b) Botulisme
c) Kopertekort
d) …

A
  1. Geit filmpje cirkelgang
    a) xxxxxxxx Listeriose xxxxxxxx
    eerder hersenstam  kan cirkelgang geven
    b) Botulisme
    paralyse
    c) Kopertekort
    kleine HK: axonpathie, kan niet goed staan
    d) …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Veulen filmpje beetje ataxie en blind
    a) Cerebrale letsels

b) Vestibulaire letsels
c) Cerebellaire letsels
d) Spinale letsels

A
  1. Veulen filmpje beetje ataxie en blind
    a) xxxxxxx Cerebrale letsels xxxxxxxx
    ja kan door hydrancephalie  geeft centrale blindheid en ataxie
    kan ook door dummy veulen: hypoxisch-ischemisch syndroom  blindheid, krampaanvallen
    b) Vestibulaire letsels
    Zou geen blindheid geven ?
    c) Cerebellaire letsels
    enkel ataxie als sympt te vinden
    d) Spinale letsels
    zou ook geen blindheid geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Auscultatie hoor je een 4/6 bijgeruis rechts luider dan links
    a) Aorta insufficiëntie

b) Mitralis insufficiëntie
c) Tricuspidalis insufficiëntie
d) VSD

A
  1. Auscultatie hoor je een 4/6 bijgeruis rechts luider dan links
    a) Aorta insufficiëntie
    te horen LINKS, tijdens DIASTOLE
    b) Mitralis insufficiëntie
    te horen LINKS, tijdens SYSTOLE
    c) Tricuspidalis insufficiëntie
    te horen RECHTS, tijdens SYSTOLE
    d) xxxxxx VSD xxxxxxxx
    RECHTS heel luid te horen, iets onder de tricuspidalis-regio
    stroom gaat van links naar rechts, daarom rechts luider
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Groep runderen met jeuk, je diagnostiseert chorioptes, welke behandeling pas je toe?
    a) Eprinomectine pour-on

b) Subcutane ivermectine
c) Moxidectine achter het oor
d) …

A
  1. Groep runderen met jeuk, je diagnostiseert chorioptes, welke behandeling pas je toe?
    a) xxxxxxxx Eprinomectine pour-on xxxxxxxx
    ja, heeft geen wachttijd!
    b) Subcutane ivermectine
    Nee, volgens vetcompedium zijn injecteerbare of orale ML niet aangewezen bij chorioptes
    c) Moxidectine achter het oor
    Indien dit ook soort pour-on is  ok
    d) …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Voorste stenose, wat kunnen oorzaken zijn?
    a) TRP

b) Pylorusstenose
c) Gebleven lig. teres
d) …

A
  1. Voorste stenose, wat kunnen oorzaken zijn?
    a) xxxxxxx TRP xxxxxxxx
    ja, de ontsteking kan de vagus aantasten  kan stoornissen in motoriek geven.
    vergroeiingen kunnen ook transport bemoeilijken
    belangrijkste oorzaak
    b) Pylorusstenose
    nee, is oorzaak van achterste stenose
    c) Gebleven lig. teres
    ? niets over gevonden in cursus
    d) …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Filmpje larynx
    a) Cornage links

b) Entrapment
c) IDDSP

A
  1. Filmpje larynx
    a) Cornage links
    arytenoid kb links gaat niet open, ziet er asymmetrisch uit

b) Entrapment
omvatten van de epiglottis door de plica arytehnoida-epiglottica
vaak samen met IDDSP

c) IDDSP
= intermitterende dorsaal verplaatsing van het zacht gehemelte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Wat is indicatief voor een springpols?
    a) Aorta insufficiëntie
    b) Pulmonalis insufficiëntie
    c) Mitralis insufficiëntie
    d) Tricuspidalis insufficiëntie
    e) …
A
  1. Wat is indicatief voor een springpols?
    a) xxxxxxx Aorta insufficiëntie xxxxxxxxx
    wanneer lek in aorta  tijdens diastole geruis links
    druk daalt in aorta  fellere, kortere klop
    b) Pulmonalis insufficiëntie
    c) Mitralis insufficiëntie
    d) Tricuspidalis insufficiëntie
    e) …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Groep jonge kalveren heeft AH-problemen, u vermoedt BVD, hoe ga je testen?
    a) As’en in melk

b) Earnotch test
c) Serologie jongveevenster
d) PCR
e) Ag ELISA

A
  1. Groep jonge kalveren heeft AH-problemen, u vermoedt BVD, hoe ga je testen?
    BVD onderdeel van bovine respiratory disease, is multifactoriële aandoening.
    boviene virale diarree is een virus.
    Over BRD staat bij diagnose: sympt en auscultatie (zegt niet alles), naso-faryngeale swab, BAL, transtracheale lavage.
    Deze vraag is verder besproken in de veronderstelling dat je specifiek BVD wil testen. Info van DGZ vlaanderen.
    a) xxxxxx As’en in melk xxxxxxxx
    op tankmelk kan antistoffenonderzoek gedaan worden. Onderzoek van antistoffen wordt gebruikt in het kader van een vermoeden van BVD-circulatie, bijvoorbeeld door middel van een serologisch jongveevenster of bij monitoring.
    b) ——— Earnotch test ——–
    monitoring van pasgeboren kalveren, voor 5 dagen oud, wordt dan ELISA op gedaan, dit stukje weefsel kan 3 weken bewaard worden  zou dit ook kunnen nagaan denk ik maar ga je niet pas doen als je al vermoeden hebt
    c) xxxxxxx Serologie jongveevenster xxxxxxxx
    ja, volgens DGZ
    d) xxxxxx PCR xxxxxxxx
    PCR of ELISA  antigeenonderzoek  opsporen of virus wordt uitgescheiden
    PCR kan op serum, tankmelk en organen
    e) xxxxxxx Ag ELISA xxxxxxx
    antigeenonderzoek  opsporen of virus wordt uitgescheiden
    ELISA kan op serum, volbloed en via oormerk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Bij SARA kun je
    a) Transfaunatie
    b) Verhogen van de DCAB
    c) Voederen van Na-carbonaat
    d) …
A
  1. Bij SARA kun je
    SARA is chronische pensacidose door wanbalans in KV en RV.
    behandeling niet economisch, enkel preventieve maatregelen besproken.
    a) Transfaunatie
    enkel vermeld bij acute pensacidose en pensrotting (pensalkalose)
    b) xxxxx Verhogen van de DCAB xxxxx
    ja, (preventie)
    c) ——– Voederen van Na-carbonaat ———
    geeft enkel tijdelijk effect
    NIET bij acute pensacidose
    d) …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Je wil 5 liter bloed van de ene koe aan een andere geven, je zorgt dat het minder snel stolt door:
    a) Na-citraat
    b) NaEDTA
    c) Na-heparine
    d) …
A
  1. Je wil 5 liter bloed van de ene koe aan een andere geven, je zorgt dat het minder snel stolt door:
    a) +++++++ Na-citraat ++++++++
    ja, vermeld in doc buitenpraktijk over bloedtransfusie
    b) NaEDTA
    volgens wiki is Na-zout van EDTA voedingsadditief  dus wss nee
    c) ++++++++ Na-heparine ++++++++
    ja, vermeld in doc buitenpraktijk over bloedtransfusie
    d) …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Je kan een flexura pelvina obstipatie bij een rund behandelen met:
    a) Sulfaten
    b) 5l fysiologische
    c) Maisolie
A
  1. Je kan een flexura pelvina obstipatie bij een rund behandelen met:
    a) ++++++++ Sulfaten +++++++
    ja, Na en Mg sulfaat
    b) +++++++ 5l fysiologische ++++++++
    staat bij: water: enternal fluid therapy  dus ja ?
    c) Maisolie
    nee, paraffine olie (+ sulfaten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  1. urineOZ en bloedOZ waarbij hoog ew, proteïnurie, rbc en wbc in urine  DDx?
    a) Cystitis
    b) Pyelonefritis
    c) Unilaterale ureterobstructie
A
  1. urineOZ en bloedOZ waarbij hoog ew, proteïnurie, rbc en wbc in urine  DDx?
    a) ++++++++ Cystitis +++++++
    geeft op urineOZ: bacteriurie, pyurie, proteinurie, hematurie kan, blaascellen
    b) Pyelonefritis
    geeft chronische nierinsufficiëntie
    op bloedOZ: uremie, anemie, hypoproteinemie
    op urineOZ: isosthenurie, proteinurie, hematurie, pyurie, bacteriurie
     zou denken eerder niet omdat hypoproteinemie geeft
    c) Unilaterale ureterobstructie
    vooral bij paard
    geeft nierstuwing
    staat ook wel vermeld naast pyelonefritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  1. Hoe differentieer je een seroma van een …
    a) Pens sonderen
    b) Chloorgehalte bepalen
    c) Pens pH meten
A
  1. Hoe differentieer je een seroma van een …
    a) Pens sonderen
    b) Chloorgehalte bepalen
    c) Pens pH meten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  1. Kalf met erge diarree, erge acidose en AH problemen omdat er NRDS is. Wat geef je om acidose op te lossen?
    a) NaCl
    b) NaCO3
    c) Na-propionaat
    d) Na ….
A
  1. Kalf met erge diarree, erge acidose en AH problemen omdat er NRDS is. Wat geef je om acidose op te lossen?
    NRDS: neonatal respiratory distress syndrome kalf
    ? Wat voor acidose? Pens? Bloed?
    Gevraagd aan afgestudeerde kennis
    a) NaCl
    ja, werkt verzurend
    b) NaCO3
    nee, geeft CO2 en kan niet weg door longpathologie
    c) Na-propionaat
    d) Na ….
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  1. Paard met te hoog bilirubine, normaal GGT, …
    diagnose leveraandoening obv bloedwaarden lever niet altijd juist.
    kan zijn dat er secundaire leverpathologie is (bv: door TRP of chronische ruminitis)
    kan ook dat er schade is aan de lever, dit in de bloedwaarden te zien is, maar dat er nog geen sympt zijn.
    bij paard is er bv fysiologische hyperbilirubinemie bij koliek.
A
  1. Paard met te hoog bilirubine, normaal GGT, …
    diagnose leveraandoening obv bloedwaarden lever niet altijd juist.
    kan zijn dat er secundaire leverpathologie is (bv: door TRP of chronische ruminitis)
    kan ook dat er schade is aan de lever, dit in de bloedwaarden te zien is, maar dat er nog geen sympt zijn.
    bij paard is er bv fysiologische hyperbilirubinemie bij koliek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
  1. Paard electroforese geeft normaal alfa en beta globulines, hoge gamma globulines, hoog ew, je denkt aan:
    a) Zwavelnier
    b) Leverabcessen
    c) Chronische leverbotinfectie
    d) …
A
  1. Paard electroforese geeft normaal alfa en beta globulines, hoge gamma globulines, hoog ew, je denkt aan:
    a) Zwavelnier
    chronische nierinsufficientie door glomerulonefritis bij rund
    geeft hypoproteinemie
    b) Leverabcessen
    zelden paard, vooral rund
    bloedOZ geeft chronisch en actief ontstekingsbeeld, veel gamma’s
    c) +++++++ Chronische leverbotinfectie ++++++++
    kan, serologie blijft lang positief
    d) …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
  1. Foto veulen met tarsi waar geen huid op is. Dit vijf dagen oud veulen vertoont sinds 3 dagen deze letsels, u denkt aan:
    a) Aplasia cutis
    b) Epidermolysis bullosa

c) Doorligwondes
te snel
d) …

A
  1. Foto veulen met tarsi waar geen huid op is. Dit vijf dagen oud veulen vertoont sinds 3 dagen deze letsels, u denkt aan:
    a) Aplasia cutis
    aangeboren afwijking, niet pas na 3 dagen te zien
    b) +++++++ Epidermolysis bullosa ++++++++
    bij paard, rund, ezel
    worden normaal geboren, in eerste levensdagen treden plots huiddefecten op zonder echte oorzaak. Begint met blaasjes  defecten
    zou kunnen

c) Doorligwondes
te snel
d) …
wat ook zou kunnen is hyperelastosis cutis
maar dan wel bij rund (paard minder erge vorm, leefbaar)
normaal geboren  knie plooit  huid scheurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q
  1. Wat is een macula
    a) Kleurverandering in de huid <1cm
    b) Kleurverandering in de huid >1cm
A
  1. Wat is een macula

a) ++++++ Kleurverandering in de huid <1cm ++++++
kleiner dan 1cm = macula
b) Kleurverandering in de huid >1cm
groter dan 1cm = vlek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q
  1. Wat is de behandeling voor psorptes bij het rund?
    a) Macrocyclische lactonen pour-on

b) Macrocyclische lactonen injectie
c) Wassen met sarnacuran
d) Flumethrine pour-on
e) Wassen met Amitraz

A
  1. Wat is de behandeling voor psorptes bij het rund?
    a) Macrocyclische lactonen pour-on
    nee, wel bij chorioptes
    b) +++++ Macrocyclische lactonen injectie +++++
    ja (bv dectomax)
    c) Wassen met sarnacuran
    is pour-on met foxim, niet aan melkvee, wachttijd vleesvee 40d
    psoroptes vooral bij vleesvee
    maar, geen pour-on gebruiken bij psoroptes! (behalve flumethrine)
    d) +++++++ Flumethrine pour-on ++++++
    ja
    e) ++++++++ Wassen met Amitraz +++++++++
    ja, volledig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q
  1. Ventrale midlijn dermatitis paard DDx?
    letsels thv buik: bobbels, exsudaat
    a) Microfilariose

b) Cullicoides
c) Stekende vliegen (tabanus, stomoxys, simulium)
d) Besnoita

A
  1. Ventrale midlijn dermatitis paard DDx?
    letsels thv buik: bobbels, exsudaat
    a) ++++++ Microfilariose +++++++
    ja, geeft ook ventral midlijn dermatitis
    b) +++++++ Cullicoides ++++++++
    overgevoeligheid tov cullicoides  zomereczeem = DDx van stekende vliegen
    c) +++++++ Stekende vliegen (tabanus, stomoxys, simulium) ++++++++
    ja + DDx: zomereczeem, parafilaria
    d) Besnoita
    nee, geeft nodules thv de cornea en verandering thv de huid  wordt schubachtig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q
  1. Wanneer is het ACTH gehalte hoog?
    a) Juli
    b) September
    c) Januari
A
  1. Wanneer is het ACTH gehalte hoog?
    a) Juli
    b) +++++++ September +++++++
    hogere waardes in het najaar, aan het einde vh weideseizoen (sept)
    c) Januari
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q
  1. Behandeling hepato-encephalopathie?
    a) Valium

b) Mannitol
c) Lactulose

A
  1. Behandeling hepato-encephalopathie?
    a) Valium
    NIET gebruiken bij hepato-encephalopathie
    b) ++++++ Mannitol ++++++
    Eventueel als vermoeden van hersenoedeem
    c) +++++++ Lactulose +++++++
    vermindering van ammoniak productie (NH4+) door flora te sturen met prebiotica  shift naar minder proteolytische flora
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q
  1. Stimulatie lipoproteine lipase gebeurt door:
    a) Heparine
    b) Insuline
    c) Cholesterol
    d) Glycerol
A
  1. Stimulatie lipoproteine lipase gebeurt door:
    a) ++++++ Heparine +++++
    ja, activeert lipoproteine lipase
    b) +++++++ Insuline +++++++
    ook stimulerend effect op lipoproteine lipase (volgens figuur p35 ppt lever)  zorgt ervoor dat VLDL naar perifere weefsels gaat en daar: VLDL  FFA + glycerol
    remmend effect op hormone sensitive lipase  zorgt voor vrijstelling (triglyceride  FFA+glycerol) uit vetweefsel naar circulatie
    c) Cholesterol
    d) Glycerol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q
  1. Polioencephalomalacie wordt behandeld met:
    = cerebro corticale necrose, is primair of secundair vit B1 tekort (vooral jonge dieren)
    a) Thiamine
    b) Koper
    c) Alfathocoferol
    d) Corticosteroiden
A
  1. Polioencephalomalacie wordt behandeld met:
    = cerebro corticale necrose, is primair of secundair vit B1 tekort (vooral jonge dieren)
    a) ++++++ Thiamine +++++++
    Ja, veel geven! Is vit B1
    b) Koper
    c) Alfathocoferol
    d) Corticosteroiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q
  1. Alopecia areata diagnose wordt gesteld door:

a) Perifolliculaire agregaten van lymfocyten rond haarwortels in aangetaste gebieden bij

A
  1. Alopecia areata diagnose wordt gesteld door:
    a) ++++++ Perifolliculaire agregaten van lymfocyten rond haarwortels in aangetaste gebieden bij histologisch onderzoek ++++++++
    ja, diagnose via bioptname
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q
  1. Hoe wordt de flexura pelvina obstructie bij het paard behandeld?
    a) Opgieten paraffine olie

b) Opgieten Na-sulfaat
c) Opgieten van Mg-sulfaat
d) Perorale vochttherapie

A
  1. Hoe wordt de flexura pelvina obstructie bij het paard behandeld?
    a) ++++++ Opgieten paraffine olie ++++++
    ja, meestal samen met sulfaten omdat soms langs passeert
    b) ++++++ Opgieten Na-sulfaat ++++++++
    ja
    c) Opgieten van Mg-sulfaat
    ja
    d) ++++++++ Perorale vochttherapie ++++++++
    ja, enternal fluid therapy
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q
  1. Behandeling LDR bestaat uit
    a) Rollen

b) Operatie

A
  1. Behandeling LDR bestaat uit
    a) Rollen
    niet vermeld bij LDR, wel bij LDL
    b) +++++++ Operatie ++++++
    ja
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q
  1. Voorkeurbehandeling van BRD bestaat uit
    antibiotica + NSAIDs + eenmalig cortico’s
    a) Penicilline

b) Florfenicol
c) Trimethoprim + sulfa
d) Fluoroquinolones

A
  1. Voorkeurbehandeling van BRD bestaat uit
    antibiotica + NSAIDs + eenmalig cortico’s
    a) Penicilline
    2e keus volgens amcra
    b) ++++++++ Florfenicol ++++++
    eerste keus, niet humaan gebruikt, is breedspectrum, werkt ook tegen mycoplasma
    c) +++++++ Trimethoprim + sulfa ++++++
    ook eerste keus volgens amcra
    d) Fluoroquinolones
    pas derde keus amcra, bij mens gebruikt, liever niet gebruiken dgk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q
  1. Voorkeurbehandeling peritonitis
    Breed spectrum antibioticum met evt. anaeroben
    a) Trimetoprim + sulfa

b) Tetracycline
c) Florfenicol

A
34.	Voorkeurbehandeling peritonitis
Breed spectrum antibioticum met evt. anaeroben
a)	+++++ Trimetoprim + sulfa +++++++
ja, eerste keus
b)	Tetracycline
humaan nog veel gebruikt  2e keus 
c)	++++++++ Florfenicol +++++++ 
ja, eerste keus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q
  1. Muzikaal hartgeruis links bij een paard die een te snelle hartslag heeft en je kan niet horen of het holosystolisch is of holodiastolisch
    a) Insufficiëntie aortaklep

b) Mitralisklep
c) Pulmonalisklep
d) Tricuspidalis klep

A
  1. Muzikaal hartgeruis links bij een paard die een te snelle hartslag heeft en je kan niet horen of het holosystolisch is of holodiastolisch
    a) ++++++ Insufficiëntie aortaklep ++++++++
    links, typisch: holodiastolisch, decrescendo, muzikaal, brommend  grootste waarschijnlijkheid
    b) +++++++ Mitralisklep ++++++
    links, typisch: holosystolisch, plateau, soms muzikaal wanneer ruptuur chordae tendinae
    c) Pulmonalisklep
    nee, komt bijna niet voor
    d) Tricuspidalis klep
    nee, tricuspidalis is rechts te horen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q
  1. Onregelmatige onregelmatigheid, 36 bpm, wat is dit?
    Wat wordt hier bedoeld met de aritmiën systole of diastole? Gaat toch niet over die fases?
    2e graad AV blok is het niet, dat is regelmatig onregelmatig.
    wel: Atriale fibrillatie  geeft onregelmatige onregelmatigheid, hartslag is niet zo hoog dus paard heeft nog vagale tonus
    a) Atriale fibrillatie systole
    b) Atriale fibrillatie diastole
    c) 2e graad AV blok systole
    d) 2e graad AV blok diastole
A
  1. Onregelmatige onregelmatigheid, 36 bpm, wat is dit?
    Wat wordt hier bedoeld met de aritmiën systole of diastole? Gaat toch niet over die fases?
    2e graad AV blok is het niet, dat is regelmatig onregelmatig.
    wel: Atriale fibrillatie  geeft onregelmatige onregelmatigheid, hartslag is niet zo hoog dus paard heeft nog vagale tonus
    a) Atriale fibrillatie systole
    b) Atriale fibrillatie diastole
    c) 2e graad AV blok systole
    d) 2e graad AV blok diastole
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q
  1. Fysiologisch ejectiegeluid lokalisatie
    a) Aorta

b) Mitralis
c) Tricuspidalis

A
  1. Fysiologisch ejectiegeluid lokalisatie
    a) +++++++ Aorta ++++++++
    ja, aorta-regio, vroeg-midden systolisch, links, crec-decrec, stopt voor S2
    komt door grootslagvolume, vliegt in aorta
    b) Mitralis
    mitralis regurgitatie is pathologisch
    c) Tricuspidalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q
  1. Verdere diagnose lebmaagulcus kalf
    a) Echo

b) BloedOZ (hct)
c) Buikpunctie
d) Exploratieve laparatomie

e) RX
f) Gastroscopie

A
  1. Verdere diagnose lebmaagulcus kalf
    a) ++++++ Echo ++++++
    ja
    b) ——– BloedOZ (hct) ———-
    ja maar hematocriet niet echt? Kan bloeding geven maar hematocriet zal dan niet dalen denk ik
    c) +++++++ Buikpunctie ++++++++
    ja
    d) +++++++ Exploratieve laparatomie ++++++
    ja
    e) RX
    f) Gastroscopie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q
  1. Rund urolithiase, waaruit bestaat dit?

a) NaCl
b) CaCl
c) Na fosfaat
d) Mg ammonium sulfaat
e) Ca fosfaat
f) Ca carbonaat
g) Ca oxalaat

A
39.	Rund urolithiase, waaruit bestaat dit? 
vooral struviet  is Mg ammonium fosfaat
kan ook Ca fosfaat, Ca carbonaat, Ca oxalaat  
a)	NaCl
b)	CaCl 
c)	Na fosfaat 
d)	Mg ammonium sulfaat 
e)	+++++++ Ca fosfaat ++++++++
f)	+++++++ Ca carbonaat +++++++++ 
g)	+++++++ Ca oxalaat +++++++++
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q
  1. Welke macroliden niet aan VPD (voedselproducerend dier) veulen geven?
    a) Clarythromycine
A
  1. Welke macroliden niet aan VPD (voedselproducerend dier) veulen geven?
    alles behalve erythromycine
    a) ++++++ Clarythromycine ++++++
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q
  1. Paratuberculose diagnose

a) Serologie

A
  1. Paratuberculose diagnose
    volgens DGZ:
    ELISA test mogelijk  as’en opsporen maar duurt lang voor rund as’en opbouwt en weinig gevoelig
    Cultuur van meststaal  geringe gevoeligheid  goed voor dieren met symptomen
    PCR van mest of organen
    a) Serologie
    nee, er van uitgaande dat hier dan ELISA (as) op wordt gedaan  niet gevoelig genoeg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q
  1. Primaire fotosensibilisatie wordt veroorzaakt door:
    a) Sint janskruid

b) Jacobskruiskruid
c) Crotalaria

A
  1. Primaire fotosensibilisatie wordt veroorzaakt door:
    a) ++++++ Sint janskruid ++++++
    Ja, zit stof in die primaire fotosensibilisatie veroorzaakt
    b) Jacobskruiskruid
    nee, geeft wel leverschade en daardoor secundaire fotosensibilisatie
    c) Crotalaria
    nee, geeft wel leverschade en daardoor secundaire fotosensibilisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q
  1. Winterdysenterie wordt veroorzaakt door:
    a) Treponema hyodysenteriae
    b) Rota virus
    c) Corona virus
    d) BKK
    e) Clostridium tertium
A
  1. Winterdysenterie wordt veroorzaakt door:
    a) Treponema hyodysenteriae
    b) Rota virus
    c) ++++++ Corona virus +++++++
    ja, diagnose door mest oz, ag-ELISA
    d) BKK
    e) Clostridium tertium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q
  1. Chloor gestegen in bloed kan duiden op:
    Zou wel kunnen bij: renale tubulaire acidose maar niet besproken in les
    a) LDL

b) Voorste stenose
c) Achterste stenose

A
  1. Chloor gestegen in bloed kan duiden op:
    Zou wel kunnen bij: renale tubulaire acidose maar niet besproken in les
    a) LDL
    geeft een Cl daling in bloed
    b) Voorste stenose
    bloed oz meestal normaal
    c) Achterste stenose
    geeft hypochloremische alkalose op bloed oz
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q
  1. Behandeling van giardia:
    a) Paromomycine

b) Fenbendazole
c) Diclazuril

A
  1. Behandeling van giardia:
    a) ++++++ Paromomycine +++++++
    ja, off-label, tegen giardia en crypto
    b) +++++++ Fenbendazole +++++++
    ja
    c) Diclazuril
    nee, tegen coccidiose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q
  1. Testen van colostrum bij een veulen van een dode merrie
A
  1. Testen van colostrum bij een veulen van een dode merrie
    Nagaan of veulen genoeg colostrum heeft binnen gekregen door meten gamma globinemie,
    wanneer minder dan 8g/l  praktisch geen colostrum opgenomen, of met heel weinig as’en in.
    nagaan dmv: electroforese, ELISA, SRID, SNAP foal test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q
  1. Facial dermatitis schaap wordt veroorzaakt door:
    a) Staphylococcus aureus

b) Dermatofilus
c) Schimmels
d) Ecthyma
e) Pyrrolizidine

f) Sporodesmin
is toxine die van pithomyces schimmel komt dus = pithomycotoxicosis

A
  1. Facial dermatitis schaap wordt veroorzaakt door:
    a) +++++++ Staphylococcus aureus ++++++++
    ja (bact)
    b) ++++++ Dermatofilus ++++++++
    ja (bact)
    c) ++++++ Schimmels +++++++
    ja (staat in cursus)
    d) +++++++ Ecthyma ++++++++
    ja (vir)
    e) Pyrrolizidine
    deze staat er niet bij in ppt of cursus, wel pithomycotoxicosis  geeft fotosensibilisatie  dus ??
    f) +++++++ Sporodesmin ++++++++
    is toxine die van pithomyces schimmel komt dus = pithomycotoxicosis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q
  1. Bij voedselproducerende veulens gebruiken we bij de behandeling van rhodococcus pneumonie:
    a) Erythromycine

b) Clarythromycine
c) Azithromycine

A
  1. Bij voedselproducerende veulens gebruiken we bij de behandeling van rhodococcus pneumonie:
    a) ++++++ Erythromycine ++++++
    heeft MRL, andere macroliden mogen niet aan VPD
    b) Clarythromycine
    c) Azithromycine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q
  1. Behandeling flexura pelvina obstipatie paard:
    a) Paraffine olie

b) Fenylefrine
c) Na sulfaat

A
  1. Behandeling flexura pelvina obstipatie paard:
    a) ++++++ Paraffine olie +++++++
    laxatief, meestal + sulfaten
    b) Fenylefrine
    nee, gebruikt voor miltcontractie bij milt-nierband koliek
    c) +++++++ Na sulfaat ++++++++
    osmotisch actief, trekt vocht aan, lost op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q
  1. Welk supplement lijkt u het meest logisch en veilig op een vleesveebedrijf met urolithiasis problemen, na verbetering van drinkwatervoorziening?
    bedoeling is urine verdunnen
    a) Na fosfaat

b) NaCl
c) CaCl

A
  1. Welk supplement lijkt u het meest logisch en veilig op een vleesveebedrijf met urolithiasis problemen, na verbetering van drinkwatervoorziening?
    bedoeling is urine verdunnen
    a) Na fosfaat
    nee, struviet opgebouwd uit Mg ammonium fosfaat, zeker geen fosfaat bij geven
    b) ++++++ NaCl ++++++
    ja, meest veilig
    c) CaCl
    wanbalans Ca-P doorgaans, niet te veel Ca toevoegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q
  1. Foto aurale plaque. Oorzaak?
    a) Equine papillomavirus

b) Boviene papillomavirus
c) Porciene papilomavirus

A
  1. Foto aurale plaque. Oorzaak?
    a) +++++ Equine papillomavirus +++++++
    ja, oorzaak wratten en aural plaque
    b) Boviene papillomavirus
    nee, oorzaak sarcoid
    c) Porciene papilomavirus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q
  1. Waarmee kan men aureale plaques behandelen?
    a) Prednisolone

b) Imiquod
c) Azathioprine

A
  1. Waarmee kan men aureale plaques behandelen?
    a) Prednisolone
    nee, gegeven bij: urticaria, nodulaire necrobiose, zomereczeem, pemfigus foliaceus, mok (eczeem), RAO, atopische rhinitis
    b) +++++ Imiquod ++++++
    ja, maar geeft soms erge reacties
    c) Azathioprine
    nee, onderdrukt immuniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q
  1. Paard (jaarling) met gedaald totaal ew, gedaald albumine en gestegen alpha, beta en gamma globulines
    a) Leverabces

b) Multiple myeloma’s
c) Chronische strongyliden infectie

A
  1. Paard (jaarling) met gedaald totaal ew, gedaald albumine en gestegen alpha, beta en gamma globulines
    a) Leverabces
    zelden paard
    geeft op bloedOZ: chronisch en actief ontstekingsbeeld: wbc, gamma’s, A/G ratio, fibrinogeen stijging, albumine daling
    b) Multiple myeloma’s
    wordt niet vermeld in cursus/slides
    c) Chronische strongyliden infectie
    niet gevonden in cursus wat dit geeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q
  1. Foto stier met ventraal oedemateuze zwelling (gelokaliseerd, niet over hele abdomen)
    a) Urethraruptuur

b) Blaasruptuur
c) Liesbreuk

A
  1. Foto stier met ventraal oedemateuze zwelling (gelokaliseerd, niet over hele abdomen)
    a) Urethraruptuur
    aan penis zelf
    b) Blaasruptuur
    belangrijkste oorzaak: urolithiasis
    sympt: pogingen urineren, nadien suf, dikke klotsbuik

c) Liesbreuk
geeft lokale zwelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q
  1. Schaap met daling hematocriet, daling totaal ew, stijging GGT, stijging AST
    a) Leverbot

b) Jacobskruiskruid
c) Koperdeficiëntie

A
  1. Schaap met daling hematocriet, daling totaal ew, stijging GGT, stijging AST
    a) Leverbot
    GGT gaat stijgen tijdens migratie fasciola door lever.
    b) +++++++ Jacobskruiskruid +++++++
    geeft leverschade, eerst vage klachten dan leverinsufficiëntie met hepato encephalopathie en fotosensibilisatie
     variabele stijging leverenzymes: GGT, AP, AST, GLDH
    stijging bilirubine, ammoniak, galzuren
    daling ureum, albumine, stollingsfactoren
     zou het kunnen zijn maar geen verklaring daling hematocriet
    c) Koperdeficiëntie
    nee, geeft axonpathie, hypomyelinisatie, geen steunname, depigmentatie, aantasting groeischijven
    Koper intoxicatie geeft wel hemolytische crisis en leverinsufficiëntie  GGT stijging, AST stijging, …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q
  1. Fysiologisch ejectiegeluid is karakteristiek
    a) Links, vroeg tot mild systolisch

b) Links, vroeg diastolisch, whoop

c) Links, laat systolisch, crecendo
d) Links, holodiastolisch

e) tricuspidalis: holosystolisch, plateau

A
  1. Fysiologisch ejectiegeluid is karakteristiek
    a) ++++++ Links, vroeg tot mild systolisch ++++++++
    aorta-regio tijdens systole: wanneer aorta open, slagvolume is groot en vliegt aorta in  geeft geluid  crescendo-decrecendo, stopt voor S2, tijdens vroeg en midden systole omdat op het einde systole al minder volume dat passeert
    b) Links, vroeg diastolisch, whoop
    whoop (S3) is diastolisch, fysiologisch geruis (kort)
    komt net na S2, komt van bloed dat van atrium in ventrikel valt
    c) Links, laat systolisch, crecendo
    d) Links, holodiastolisch
    aortaregio, decrescendo, muzikaal, brommend  aortainsufficiëntie
    e) Rechts, systolisch
    tricuspidalis: holosystolisch, plateau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q
  1. Veulen, 7maand, diarree
    a) Salmonella

b) Ascaridia
c) Lawsonia

A
  1. Veulen, 7maand, diarree
    a) Salmonella
    nee  neonataal (zoals clostridium)
    b) Ascaridia
    geeft minder diarree en vooral vermageren en obstructie bij erge infestatie
    c) +++++++ Lawsonia ++++++
    ja  op enkele maanden ouderdom (zoals rhodococcus)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q
  1. Foto larynx waarbij epiglottis niet te zien is
    a) Cornage links

b) IDDSP
c) Epiglottis entrapment

A
  1. Foto larynx waarbij epiglottis niet te zien is
    a) Cornage links
    dan wel te zien
    b) +++++ IDDSP ++++++
    epiglottis niet te zien
    c) Epiglottis entrapment
    typische rand niet te zien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q
  1. Behandeling IDDSP?
    a) Cornel collar

b) Tie forward

c) …
wat nog kan: rust of aanpassen training, vastleggen tong zodat slikken wordt verhinderd

A
  1. Behandeling IDDSP?
    a) ++++++ Cornel collar ++++++
    ja
    b) ++++++ Tie forward +++++++
    ja, chirurgie waarbij larynx beetje naar voor fixeren
    c) …
    wat nog kan:++++++ rust of aanpassen training, vastleggen tong ++++++ zodat slikken wordt verhinderd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q
  1. Pony met slokdarmobstructie door wortel (? Iets hard). Voor chirurgie, wil je eerst proberen medicamenteus de bolus door te schuiven, wat ga je toedienen?
    a) Buscopan

b) Olie
c) Apomorfine

A
  1. Pony met slokdarmobstructie door wortel (? Iets hard). Voor chirurgie, wil je eerst proberen medicamenteus de bolus door te schuiven, wat ga je toedienen?
    a) ++++++ Buscopan +++++
    ja, spasmolyticum alfa-agonist
    endoscopische verwijdering of chirurgisch
    b) Olie
    c) Apomorfine
    zou denken nooit aan paard  kan niet braken dus geen goed idee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q
61.	Hydranencephalie komt voor bij:
vaak na intra-uteriene virale infecties
a)	Akabane
b)	Blauwtong
c)	Schmallenbergvirus
d)	Kan ook nog: BVD, border disease, toxoplasma, neospora, …
A
61.	Hydranencephalie komt voor bij:
vaak na intra-uteriene virale infecties
a)	+++++++ Akabane +++++++
b)	+++++++ Blauwtong +++++++
c)	+++++++ Schmallenbergvirus ++++++++
d)	Kan ook nog: +++++++ BVD, border disease, toxoplasma, neospora, …+++++++++
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q
  1. Wat geeft schurft van het beenbehang bij het paard?
    a) Chorioptes

b) Psoroptes
c) Sarcoptes
d) Demodex
e) Cheyletiella

A
  1. Wat geeft schurft van het beenbehang bij het paard?
    a) +++++++ Chorioptes ++++++
    ja, geeft pootschurft  jeuk, schuren, haarverlies
    b) Psoroptes
    nee, geeft schurft bij rund thv rug, kop
    c) Sarcoptes
    nee, vooral bij varken belangrijk
    d) Demodex
    nee, heel mild bij GHD, weinig belang
    e) Cheyletiella
    nee, schilfermijt hond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q
  1. ECG
    a) AV blok
    b) Atriale fibrillatie
    c) Atriale extrasystole
    d) Ventriculaire extrasystole
A
  1. ECG

a) ++++++ AV blok +++++++
ja, af en toe geen QRS na P-golf, dubbel interval RR, regelmatig onregelmatig
wanneer opjagen  verdwijnt
wel normale QRS-complexen
b) Atriale fibrillatie
geen P-golven meer, zijn f-golven in de plaats, normale QRS-complexen

c) Atriale extrasystole
atrium genereert zelf prikkel ipv sinusknoop (af en toe een slag te vroeg)

d) Ventriculaire extrasystole
ventrikel genereert zelf prikkel ipv AVknoop (af en toe slag te vroeg)
QRS-T complex komt te vroeg, morfologie anders

64
Q
  1. Uremisch paard met fractionele excretie van natrium 0,5 (ref:<1), urine dichtheid 1.055 (ref 1.025-1.045), u denkt aan:
    a) Prerenale uremie

b) Renale uremie
c) Diabetes insipidus

A
  1. Uremisch paard met fractionele excretie van natrium 0,5 (ref:<1), urine dichtheid 1.055 (ref 1.025-1.045), u denkt aan:
    a) +++++++ Prerenale uremie +++++++
    te hoge dichtheid indicatief voor prerenaal probleem
    b) Renale uremie
    chronische nierinsufficiëntie geeft verandering in fractionele excretie maar dichtheid gaat eerder dalen
    c) ——— Diabetes insipidus ———
    ontbreken van ADH of ongevoeligheid van ADH  zou wel kunnen daardoor dichtheid hoger?
65
Q
  1. Wat ga je bepalen bij DDx tussen voorste en achterste stenose?
    a) Chloor

b) pH
c) Ciliaten

A
  1. Wat ga je bepalen bij DDx tussen voorste en achterste stenose?
    a) +++++++ Chloor ++++++
    bij achterste stenose: hypochloremische alkalose
    voorste stenose: normaal bloedOZ
    b) pH
    niets over gezegd
    c) Ciliaten
    bij indigestie: verstoring pensflora, verminderde pensfermentatie door minder aantal en activiteit ciliaten
    mindert ook bij (acute) pensacidose
    schuimige tympanie
66
Q
  1. Bij pensvocht oz vindt je enkel dode ciliaten, wat kan dit zijn? ?
    in gezond pensvocht moeten meerdere actieve protozoa zichtbaar zijn onder microscoop
    a) Schuimige tympanie

b) Acute pensacidose
c) Chronische pensacidose

A
  1. Bij pensvocht oz vindt je enkel dode ciliaten, wat kan dit zijn? ?
    in gezond pensvocht moeten meerdere actieve protozoa zichtbaar zijn onder microscoop
    a) Schuimige tympanie
    wanneer oorzaak “mestdierenschuim”  zorgt voor flora wijziging (meer strepto)
    b) Acute pensacidose
    vermindering van ciliaten (aantal en activiteit)
    c) Chronische pensacidose
    volgens mij ook
67
Q
  1. Koe waarvan het totaal ew gedaald is, maar met proteinurie
    a) Amyloid nefrose

b) Pyelonefritis
c) Tubulair letsel
d) Leptospirose

A
  1. Koe waarvan het totaal ew gedaald is, maar met proteinurie
    a) +++++++ Amyloid nefrose ++++++
    is oorzaak van chronische nierinsufficiëntie bij rund (glomerulonefritis)
     hypoproteinemie, albuminurie (glomerulaire letsels)
    b) Pyelonefritis
    oorzaak tubulaire/interstitiële chron nierinsufficiëntie
     hematurie, pyurie, bacteriurie (pyelonefritis of nierstenen)
    c) Tubulair letsel
    geeft pulyurie
    d) Leptospirose
    komt zelden voor, veulens
68
Q
  1. Paard heeft laminitis, wordt behandeld met pap (NSAID), daarna krijgt het paard ineens intermitterende koliek en op bloedOZ ziet met hypoproteinemie, wat kan dit zijn? ?
    a) Maagulceratie
    b) Rechter dorsale colitis
    c) Thrombo-embolische koliek
    d) Leverletsel
A
  1. Paard heeft laminitis, wordt behandeld met pap (NSAID), daarna krijgt het paard ineens intermitterende koliek en op bloedOZ ziet met hypoproteinemie, wat kan dit zijn? ?
    a) Maagulceratie
    b) Rechter dorsale colitis
    c) Thrombo-embolische koliek
    endarteritis a. mestenterica cranialis (strongylus vulgaris)  vermageren, intermitterende koliek, soms acuut bij grote infarcten
     niks over hypoproteinemie of laminitis
    d) Leverletsel
    kan oorzaak zijn van koliek
69
Q
  1. U diagnostiseert een voorste stenose bij een koe, welke mogelijke oorzaken komen volgens u in aanmerking?
    a) Lebmaagulcus

b) TRP
c) Hernia diaphragmatica

A
  1. U diagnostiseert een voorste stenose bij een koe, welke mogelijke oorzaken komen volgens u in aanmerking?
    a) Lebmaagulcus
    nee, is oorzaak achterste stenose
    b) ++++++ TRP +++++
    ja belangrijkste oorzaak  ontsteking en vergroeiing netmaag  kan transport bemoeilijken
    c) ++++++++ Hernia diaphragmatica ++++++++
    ja zou kunnen
70
Q
  1. Welke mogelijke combinaties kan diarree geven bij een kalf van 10 dagen?
    a) E.coli – met vanalles

b) Giardia – met vanalles
c) Coccidiose – met vanalles
d) Salmonella – rota – corona – cryptosporidium

A
  1. Welke mogelijke combinaties kan diarree geven bij een kalf van 10 dagen?
    a) E.coli – met vanalles
    nee  E. coli neonataal: eerste 3 dagen
    b) Giardia – met vanalles
    nee  giardia: 1-10 maand
    c) Coccidiose – met vanalles
    nee  coccidiose: ouder dan 3 weken
    d) ++++++++ Salmonella – rota – corona – cryptosporidium +++++++++
    ja  rota, corona: 1-2 weken, crypto: 3-15 dagen
71
Q
  1. Inspiratoire stridor bij een kalf van 5 maand oud, u vermoedt:
    a) IBR

b) Necrobacillose
c) RSV
d) Zou ook kunnen door: trauma, tracheastenose

A
  1. Inspiratoire stridor bij een kalf van 5 maand oud, u vermoedt:
    a) +++++ IBR ++++++
    laryngitis door herpes = IBR (acuut verloop)
    b) +++++++ Necrobacillose +++++++
    laryngitis door fusobacterium, acranobacterium (tragere evolutie)
    c) RSV
    onderdeel BRD  bronchopneumonie
    geeft eerder: reutels, (crepitatie)
    d) Zou ook kunnen door: trauma, tracheastenose
72
Q
  1. Meest efficiënte behandeling van maagulcera bij paard bestaat momenteel uit het toedienen van:
    a) Prostaglandine E

b) H2 antagonisten
c) Proton pomp inhibitoren
d) Dopamine antagonisten

A
  1. Meest efficiënte behandeling van maagulcera bij paard bestaat momenteel uit het toedienen van:
    a) Prostaglandine E
    nee, humaan
    b) ++++++ H2 antagonisten ++++++
    ja, remmen zuurproductie  cimetidine, ranitidine
    c) +++++++ Proton pomp inhibitoren +++++++
     ja, staat vetgedrukt dus zal wel belangrijkste zijn  omeprazole
    remt zuurproductie
    d) Dopamine antagonisten
73
Q
  1. bij farynxparalyse rund denken we aan:

a) Botulisme
b) Listeriose
c) Rabies

A
73.	bij farynxparalyse rund denken we aan:
 centrale stoornis  uitval kopzenuwen
a)	+++++ Botulisme ++++++
b)	+++++ Listeriose ++++++
c)	+++++ Rabies +++++
74
Q
  1. De mondletsels veroorzaakt door BKK bij het rund zijn:
    a) Erosief

b) Vesiculeus
c) Papulomateus

A
  1. De mondletsels veroorzaakt door BKK bij het rund zijn:
    a) +++++ Erosief ++++++
     erosies en bloedingen
    b) Vesiculeus
    c) Papulomateus
75
Q
  1. Deze endoscopische opname toont een

a) Entrapment epiglottis
b) Dorsale verplaatsing zacht gehemelte
c) Cornage rechts
d) Epiglottiscyste
e) Vierde branchiaal boog defect

A
  1. Deze endoscopische opname toont een
    a) Entrapment epiglottis
    b) +++++ Dorsale verplaatsing zacht gehemelte++++++
    epiglottis is niet te zien
    c) Cornage rechts
    d) Epiglottiscyste
    e) Vierde branchiaal boog defect
76
Q
  1. Bij welke congenitale aandoening kunnen cerebellaire letsels aanwezig zijn?
    a) Blauwtong

b) BVD
c) CMD type 2

A
  1. Bij welke congenitale aandoening kunnen cerebellaire letsels aanwezig zijn?
    a) Blauwtong
    nee
    b) +++++ BVD ++++
    intra-uteriene infectie  congenitale cerebellaire hypoplasie
    c) CMD type 2
    congenitale musculaire dystonie type 2 : aandoening ruggenmerg, ergste vorm, krampaanvallen
77
Q
  1. Een 12 uur oud veulen met hypogammaglobulinemie kunt u behandelen met:

a) Rundercolostrum
b) Paardencolostrum
c) Plasmatransfusie

A
  1. Een 12 uur oud veulen met hypogammaglobulinemie kunt u behandelen met:
     zolang nog geen 18uur oud  perorale correctie (paard of runder colostrum, serum), of als veulen niet drinkt: IV serum of plasma
    a) ++++ Rundercolostrum +++++++
    b) ++++ Paardencolostrum +++++++
    c) ++++ Plasmatransfusie ++++++
78
Q
  1. Bij een 5 dagen oud kalf met waterige diarree vermoedt u:
    a) ETEC infectie

b) Corona
c) Coccidiose

A
  1. Bij een 5 dagen oud kalf met waterige diarree vermoedt u:
    a) ETEC infectie
    nee, E. coli neonataal, tot 3 dagen oud
    b) +++++ Corona +++++++
    ja, kan eerste tot tweede week
    c) Coccidiose
    nee, ouder dan 3 weken
79
Q
  1. Behandeling giardia bij 4 maand oud kalf:
    a) Fenbendazole drench

b) Paromomycine premix
c) Halofuginone lactaat suspensie

A
  1. Behandeling giardia bij 4 maand oud kalf:
    a) ++++++ Fenbendazole drench +++++
    ja
    b) +++++++ Paromomycine premix +++++++
    ja maar off label
    c) Halofuginone lactaat suspensie
    nee, voor crypto
80
Q
  1. Paard met acute koliek, lichte koorts (39,2), matig opgezette dundarmen craniaal in de buik en 15 liter licht bloederige reflux, u denkt aan:
    a) Lymfocytaire-plasmacytaire enteritis

b) Proximale enteritis
c) Hernia foramen epiploicum

A
  1. Paard met acute koliek, lichte koorts (39,2), matig opgezette dundarmen craniaal in de buik en 15 liter licht bloederige reflux, u denkt aan:
    a) Lymfocytaire-plasmacytaire enteritis
    vorm van inflammatory bowel disease  chronisch vermageren, al dan niet met diarree en soms (recidiverende) koliek
    b) ++++++ Proximale enteritis +++++++
    acuut, lichte koorts, suf, veel reflux (soms hemorrhagisch), licht opgezette darmen vooral proximaal
    c) +++++ Hernia foramen epiploicum ++++++
     dd-strangulatie: acuut, erge koliek, opgezette dundarmen, reflux
81
Q
  1. Op een vleesveebedrijf met BRD worden uit neusswabs pasteurella multosida en mycoplasma bovis geïsoleerd, u kunt de dieren behandelen met:
    a) Florfenicol

b) Doxycycline
c) Cefquinome

A
  1. Op een vleesveebedrijf met BRD worden uit neusswabs pasteurella multosida en mycoplasma bovis geïsoleerd, u kunt de dieren behandelen met:
    a) +++++ Florfenicol ++++++
    eerste keuze, niet gebruikt humaan + werkt ook tegen mycoplasma
    b) Doxycycline
    tweede keuze + werkt ook tegen mycoplasma
    c) Cefquinome
    derde keuze, werkt niet tegen mycoplasma
82
Q
  1. Behandeling entrapment paard kan men proberen met:
    a) Stafylectomie
    b) Arytenoidopexie
    c) Axiale splitsing plica arytenoeido-epiglottica
A
  1. Behandeling entrapment paard kan men proberen met:
    a) Stafylectomie
    volgens internet behandeling IDDSP
    b) Arytenoidopexie
    c) +++++ Axiale splitsing plica arytenoeido-epiglottica
    ++++++
     knip met haak bistouli in plica
83
Q
  1. Dit chronisch huidprobleem is suggestief voor:
    a) Immuungemedieerde vasculitis
    b) Erythema multiforme
    c) HERDA
    d) Nodulaire necrobiose
    e) Lineaire keratose
    f) Urticaria
A
  1. Dit chronisch huidprobleem is suggestief voor:
a)	Immuungemedieerde vasculitis
oedeem, bloedingen, necrose, ulceratie, vaak ledematen
b)	Erythema multiforme
urticaria die lang aanwezig blijven
c)	HERDA
hyperelastosis cutis
d)	Nodulaire necrobiose
harde knobbeltjes
e)	++++++ Lineaire keratose +++++++
congenitaal, stoornissen in keratinisatie, strepen met korsten
f)	Urticaria 
ronde verhevenheden
84
Q
  1. Bloedonderzoek nuchter paard met recidiverende hoefbevangenheid, vindt u: glucose licht gestegen, ACTH net nog normaal, insuline heel fel gestegen, T4 gedaald, uw diagnose is:
    a) Cushing
    b) Metabool syndroom
    c) Insuline resistentie
A
  1. Bloedonderzoek nuchter paard met recidiverende hoefbevangenheid, vindt u: glucose licht gestegen, ACTH net nog normaal, insuline heel fel gestegen, T4 gedaald, uw diagnose is:

a) ++++++ Cushing ++++++
spierverlies, pot bellie, recidiverende hoefbevangenheid komt frequent voor in anamnese, hyperglycemie kan maar niet uitgesproken, ook indicatief: hoog insuline en laag T4, ACTH nog net goed  kan te maken hebben met seizoensafh
b) ++++++ Metabool syndroom ++++++
vet blijven zonder eten, insuline resistentie  hoog insuline, normale tot hoog normale glucose, hoefbevangenheid, ACTH normaal  dus kan hier ook, ACTH is hier net nog normaal
c) Insuline resistentie
hoog insuline, hoog glucose  ja zit in cushing/metabool syndroom sowieso

85
Q
  1. bloedOZ icterisch paard: totaal ew normaal, hematocriet licht gedaald, totaal bilirubine heel fel gestegen, GGT heel fel gestegen, AF heel fel gestegen, AST heel fel gestegen, u denkt hierbij aan:
    a) Hypericum intoxicatie

b) Galstenen
c) Jacobskruiskruid intoxicatie

A
  1. bloedOZ icterisch paard: totaal ew normaal, hematocriet licht gedaald, totaal bilirubine heel fel gestegen, GGT heel fel gestegen, AF heel fel gestegen, AST heel fel gestegen, u denkt hierbij aan:
    a) Hypericum intoxicatie
    nee, is Sint-janskruid  primaire fotosensibilisatie
    b) ++++++ Galstenen ++++++
    vooral bij paard  intermitterende koorts, koliek, icterus, terminaal: fotosensibilisatie en hepatoencephalopathie
    bloedOZ: stijging GGT, AF, hoog AST en bilirubine, chron ontstekingsbeeld, tekenen leverinsufficiëntie (stijging ammoniak, daling ureum stollingsfactoren albumine glucose)
    c) +++++ Jacobskruiskruid intoxicatie ++++++
     pyrrolizidines  leverinsufficiëntie, hepatoencephalopathie, fotosensibilisatie (secundair)
    leverenzymen allemaal gestegen, icterus
86
Q
  1. Permanente dorsale verplaatsing zacht gehemelte paard kan veroorzaakt worden door:
    a) Botulisme
    b) Luchtzakmycose
    c) Neuropathie n. recurrens
A
  1. Permanente dorsale verplaatsing zacht gehemelte paard kan veroorzaakt worden door:
    a) ++++++ Botulisme +++++
    b) ++++++ Luchtzakmycose +++++++
    c) Neuropathie n. recurrens
    nee, geeft cornage
87
Q
  1. Deze letsels op de tong bij een rund zijn compatibel met:

a) Actinomycose
b) Actinobacillose
c) Papuleuze stomatitis
d) Vesiculaire stomatitis
e) Blauwtong

A
  1. Deze letsels op de tong bij een rund zijn compatibel met:

a) Actinomycose
b) Actinobacillose
c) +++++++ Papuleuze stomatitis +++++++
circulaire verhevenheden die ringvormig worden, vaak aan de onderkant van de tong
d) Vesiculaire stomatitis
bij paard
e) Blauwtong

88
Q
  1. ECG van een paard met een onregelmatige hartslag toont een onregelmatig RR-interval maar met normale P-QRS-T complexen. Wat is uw diagnose?
    a) Sinus aritmie
    b) AV blok 1e graad
    c) AV blok 2e graad
    d) Ventriculaire extrasystole
A
  1. ECG van een paard met een onregelmatige hartslag toont een onregelmatig RR-interval maar met normale P-QRS-T complexen. Wat is uw diagnose?
    a) +++++ Sinus aritmie +++++
    Ja
    b) AV blok 1e graad
    c) AV blok 2e graad
    nee want RR interval is onregelmatig
    d) Ventriculaire extrasystole
    nee want QRS ziet er normaal uit
89
Q
  1. Groep kalveren 1,5 maand oud, vleesvee, eten niet meer en vertonen gele mucosae. Bij bloedOZ van 1 vd kalveren vindt u: totaal ew net normaal, lage hematocriet, hoog bilirubine, hoog GGT, u denkt hierbij aan:
    a) Pithomycotoxicose

b) Fatty liver syndrome
c) Koper intoxicatie

A
  1. Groep kalveren 1,5 maand oud, vleesvee, eten niet meer en vertonen gele mucosae. Bij bloedOZ van 1 vd kalveren vindt u: totaal ew net normaal, lage hematocriet, hoog bilirubine, hoog GGT, u denkt hierbij aan:
    a) +++++++ Pithomycotoxicose +++++++
     toxische hepatitis  facial eczema, late zomer, herfst, weidegebonden
    b) Fatty liver syndrome
    leververvetting bij volwassen dieren
    c) +++++++ Koper intoxicatie +++++++
     toxische hepatitis  hemolytische crisis, leverinsufficiëntie
    vaak algemeen probleem bedrijf
90
Q
  1. Deze huidletsels bij een 3 dagen oud kalf doen denken aan:

a) Fotosensibilisatie
b) Blauwtong
c) Intra-uteriene BVD infectie

d) Hyperelastosis cuti
e) Epidermolysis bullosa
f) Ichtyosis

A
  1. Deze huidletsels bij een 3 dagen oud kalf doen denken aan:

a) Fotosensibilisatie
b) Blauwtong
c) Intra-uteriene BVD infectie
nee, geeft cerebellaire hypoplasie
d) Hyperelastosis cuti
normaal geboren, bij plooien knie scheurt huid
e) +++++++ Epidermolysis bullosa ++++++
normaal geboren, in eerste levensdagen plots huiddefecten (blaasjes  defecten)
f) Ichtyosis
nee, geeft schubbenhuid

91
Q
  1. Een 3 jaar oud rund vertoont sinds twee weken diarree. U vermoedt dat het om paratuberculose kan gaan, wat is de meest kost-efficiënte test?
    a) Bacteriologie mest
    b) PCR op bloed
    c) PCR op mest
    d) Serologisch onderzoek
A
  1. Een 3 jaar oud rund vertoont sinds twee weken diarree. U vermoedt dat het om paratuberculose kan gaan, wat is de meest kost-efficiënte test?
    volgens DGZ: ELISA melk, bloed, bact op mest, PCR op mest en organen
    PCR snelst en gevoeligst
    a) Bacteriologie mest
    b) PCR op bloed
    c) PCR op mest
    d) Serologisch onderzoek
92
Q
  1. Welk mycotoxine veroorzaakt leverpathologie?
    a) Sporidesmine
    b) Lolitrem
    c) Patuline
    d) Ergottoxine
A
  1. Welk mycotoxine veroorzaakt leverpathologie?
    a) ++++++ Sporidesmine ++++++
    ja veroorzaakt secundaire fotosensibilisatie
    b) Lolitrem
    c) Patuline
    d) Ergottoxine
93
Q
  1. Slokdarmrelaxatie paard kan geïnduceerd worden met
    a) Domosedan

b) Buscopan
c) Oxytocine

A
  1. Slokdarmrelaxatie paard kan geïnduceerd worden met
    a) Domosedan
    is NSAID
    b) +++++++ Buscopan ++++++
    ja, is spasmolyticum
    c) Oxytocine
    ja maar liever buscopan. Niet bij dracht
94
Q
  1. Een 3cm grote vaste en goed omschreven massa in de huid is een
    a) Vesikel

b) Papula
c) Macula

A
  1. Een 3cm grote vaste en goed omschreven massa in de huid is een
    a) Vesikel
    met helder vocht gevulde oppervlakkige holte van <1cm
    b) Papula
    vaste massa in huid of subcutaan, <1cm
    c) Macula
    <1cm kleurverandering in de huid
    d) +++++ Nodule ++++++
    >1cm grote vaste en omschreven massa in huid of subcutaan
95
Q
95.	Nodule 
BKK en blauwtong geven beide bij het rund volgende symptomen:
a)	Speekselen en monderosies
b)	Zwelling kop
c)	Keratitis
A
  1. BKK en blauwtong geven beide bij het rund volgende symptomen:
    a) ++++++ Speekselen en monderosies ++++++
    b) Zwelling kop
    c) Keratitis
96
Q
  1. Pithomycotoxicose bij het schaap veroorzaakt:
    a) Primaire fotosensibilisatie
    b) Secundaire fotosensibilisatie
    c) Primaire irratieve contactdermatitis
    d) Secundaire immuun gemedieerde contactallergie
A
  1. Pithomycotoxicose bij het schaap veroorzaakt:
    a) Primaire fotosensibilisatie
    b) +++++ Secundaire fotosensibilisatie +++++
    facial eczema
    c) Primaire irratieve contactdermatitis
    d) Secundaire immuun gemedieerde contactallergie
97
Q
  1. Paarden met zomereczeem krijgen best buitenbeloop:
    a) In de morgen
    b) Tijdens de middag
    c) In de avond
A
  1. Paarden met zomereczeem krijgen best buitenbeloop:
    a) In de morgen
    b) +++++++ Tijdens de middag +++++++
    minder muggen tijdens de middag dan wanneer het schemert
    (zomereczeem = overgevoeligheid tov cullicoides)
    c) In de avond
98
Q
  1. Bij bloedOZ van een rund met leverabcessen verwachten we
    a) Laag albumine/globuline ratio
    b) Hoog albumine/globuline ratio
    c) Normale a/g ratio met hoge GGT
A
  1. Bij bloedOZ van een rund met leverabcessen verwachten we
     neutrofilie, stijging gamma globulines, daling albumine, stijging fibrinogeen, leverenzymes vaak weinig tot niet veranderd
    a) +++++ Laag albumine/globuline ratio ++++++
    b) Hoog albumine/globuline ratio
    c) Normale a/g ratio met hoge GGT
99
Q
  1. Bij een leverbotinfectie bij het rund verwachten we vooral een stijging van GGT:
    a) In het voorjaar
    b) In de zomer
    c) In het najaar
A
  1. Bij een leverbotinfectie bij het rund verwachten we vooral een stijging van GGT:
    a) ++++++ In het voorjaar ++++++++
    wanneer jonge fasciola door lever migreren
    b) In de zomer
    c) In het najaar
100
Q
  1. Polyurie bij een paard met ziekte van Cushing wordt veroorzaakt door:
    a) Hoge cortisolgehaltes

b) Insuline resistentie
c) Stijging ADH secretie

A
  1. Polyurie bij een paard met ziekte van Cushing wordt veroorzaakt door:
    a) Hoge cortisolgehaltes
    polyurie is geen primair symptoom
    b) ++++++ Insuline resistentie +++++++
    ja, secundair aan cushing is diabetes mellitus
    c) Stijging ADH secretie
    nee, mindert
101
Q
  1. Toxemisch veulen met ileus, hematocriet gestegen, base exces van -15, hyperkaliemie, beetje te laag Na, uremie, weinig urineproductie, met hoge dichtheid
    a) Prerenale uremie

b) Acute en secundaire toxische tubulopathie
c) Blaasruptuur

A
  1. Toxemisch veulen met ileus, hematocriet gestegen, base exces van -15, hyperkaliemie, beetje te laag Na, uremie, weinig urineproductie, met hoge dichtheid
    a) +++++++ Prerenale uremie ++++++
    hogere dichtheid wijst op prerenaal probleem (nier kan nog concentreren)
    b) Acute en secundaire toxische tubulopathie
    hyponatriemie, hyperkaliemie, oligurie, gestegen hematocriet wijst op uitdroging  kan aanleiding geven tot hypoperfusie van de nier
    maar: geeft gedaalde dichtheid
    c) Blaasruptuur
    meer bij hengstjes, pogingen om te urineren zonder succes, nadien: suf, klotsbuik, bloedOZ: dehydratatie (gedaald hematcriet), hyponatriemie, hypochloremie, hyperkalemie, ureum creatinine stijging
    maar: dier plast nog dus hier niet
102
Q
  1. Ander veulen van ander bedrijf, zelfde bloedwaarden als vorige vraag maar hier ook buikpunctie aangezien op echo verhoogde hoeveelheid buikvocht. Deze produceert geen urine meer. Creatinine buikvocht:serum is 2,2/1,8
    a) Prerenale uremie
    b) Acute secundaire toxische tubulopathie
    c) Blaasruptuur
A
  1. Ander veulen van ander bedrijf, zelfde bloedwaarden als vorige vraag maar hier ook buikpunctie aangezien op echo verhoogde hoeveelheid buikvocht. Deze produceert geen urine meer. Creatinine buikvocht:serum is 2,2/1,8
    a) Prerenale uremie
    b) Acute secundaire toxische tubulopathie
    c) ++++++ Blaasruptuur ++++++
    veulen plast niet meer, buikvocht te zien op echo en hoog creatinine in buivocht (en bloed)
    blaasruptuur geeft op bloedOZ: dehydratatie, hyponatriemie, hypochloremie, hyperkaliemie, uremie en creatinine stijging
103
Q
  1. Pijnlijke, harde en gezwollen tong met enkele ulcera bij een 2jaar oud rund is indicatief voor:
    a) Actinomycose

b) BVD -MD
c) Actinobacillose
d) BKK

A
  1. Pijnlijke, harde en gezwollen tong met enkele ulcera bij een 2jaar oud rund is indicatief voor:
    a) Actinomycose
    harde zwelling, fistulatie, tandafwijkingen onderkaak
    b) BVD -MD
    erosieve letsels
    c) ++++++ Actinobacillose ++++++
    houten tong, nodulair tot egaal verdikte tong, soms fistulatie
    d) BKK
    erosieve letsels
104
Q
  1. Merrie 3 jaar, sinds gisteren alimentaire neusvloei, slikbezwaren, tongparalyse, in de DDx denkt u in eerste instantie aan:
    a) Luchtzakmycose

b) Botulisme
c) Slokdarmobstructie
d) Rhinopneumonie

A
  1. Merrie 3 jaar, sinds gisteren alimentaire neusvloei, slikbezwaren, tongparalyse, in de DDx denkt u in eerste instantie aan:
    a) +++++++ Luchtzakmycose ++++++
    geeft meestal unilaterale neusvloei, mucopurulent tot bloederig
    kan wel wand aantasten en ook zenuwen wat tot slikbezwaren kan leiden, horner, cornage, …
    kan farynxparalyse geven, wat alimentaire neusvloei kan geven
    b) ++++++ Botulisme +++++++
    kan uitval kopzenuwen veroorzaken: bulbair paralyse, farynxparalyse
    geeft slikbezwaren, tongparese
    c) Slokdarmobstructie
    plots stoppen met eten, onrust en koliek sympt, alimentaire neusvloei, hoesten
    maar: geeft geen tongparalyse
    d) Rhinopneumonie
    geeft sereuze neusvloei
105
Q
  1. Verhoging van de intraluminale maag pH bij het veulen kan bekomen worden door het toedienen van:
    a) Aluminium hydroxide

b) Sucralfaat
c) Cimetidine
d) Apolectol

A
  1. Verhoging van de intraluminale maag pH bij het veulen kan bekomen worden door het toedienen van:
    a) ++++++ Aluminium hydroxide ++++++++
    ja, neutralisatie HCl, specifiek vermeld bij veulen
    b) Sucralfaat
    nee, zorgt voor protectie van de mucosa, specifiek vermeld bij veulen
    c) ++++++ Cimetidine ++++++
    H2-antagonist, remt zuursecretie
    d) Apolectol
    nee, zorgt voor protectie van de mucoasa, specifiek vermeld bij veulen
106
Q
  1. Laparoscopische repositie en fixatie van lebmaagdilatatie wordt uitgevoerd bij
    a) Lebmaagdilatatie links
    b) Lebmaagdilatatie rechts zonder torsie
    c) Lebmaagdilatatie rechts met torsie
A
  1. Laparoscopische repositie en fixatie van lebmaagdilatatie wordt uitgevoerd bij
    a) +++++++ Lebmaagdilatatie links ++++++
    b) +++++++ Lebmaagdilatatie rechts zonder torsie++++
    c) +++++++ Lebmaagdilatatie rechts met torsie ++++++
107
Q
  1. Beste tijdstip voor pensvochtcollectie voor controle op eventuele SARA is
    a) Direct na opname KV
    b) 4 uur na opname KV
    c) 8 uur na opname KV
A
  1. Beste tijdstip voor pensvochtcollectie voor controle op eventuele SARA is
    a) Direct na opname KV
    b) ++++++ 4 uur na opname KV ++++++
    analyse pensvocht, 2-5uur na opname KV, 5 tot 8 uur na TMR
    c) 8 uur na opname KV
108
Q
  1. Op deze edoscopische opname zien we een:

a) Dorsale verplaatsing gehemelte
b) Entrapment
c) Cornage links
d) Epiglottis cyste
e) Axiale deviatie plica arytenoida-epiglottica
f) Hypoplasie zacht gehemelte
g) Vierde branchiaal boog defect

A
  1. Op deze edoscopische opname zien we een:

a) Dorsale verplaatsing gehemelte
b) +++++ Entrapment +++++
c) Cornage links
d) Epiglottis cyste
e) Axiale deviatie plica arytenoida-epiglottica
f) Hypoplasie zacht gehemelte
g) Vierde branchiaal boog defect

109
Q
  1. Melkveebedrijf met 80 koeien, 30% aangetast door een uitgebreide dermatophillus huidinfectie. U besluit de dieren 7 dagen systemisch met antibiotica te behandelen. Wat raadt u de eigenaar aan?
    a) Peni-kel (penicilline)
    b) Excenel (cephalosporine)
    c) Emdogent (gentamycine)
    d) Borgal (sulfa-trimethoprim)
A
  1. Melkveebedrijf met 80 koeien, 30% aangetast door een uitgebreide dermatophillus huidinfectie. U besluit de dieren 7 dagen systemisch met antibiotica te behandelen. Wat raadt u de eigenaar aan?
    a) +++++ Peni-kel (penicilline) ++++++
    ja best penicilline gedurende enkele dagen tot een week
    b) Excenel (cephalosporine)
    c) Emdogent (gentamycine)
    d) Borgal (sulfa-trimethoprim)
110
Q
  1. Deze stier vertoont spontane bloedingen op zijn flank sinds eergisteren. DDx, u denkt aan?
    a) Thrombocytopenie
    b) BKK
    c) Parafilariose
A
  1. Deze stier vertoont spontane bloedingen op zijn flank sinds eergisteren. DDx, u denkt aan?

a) Thrombocytopenie
b) BKK
c) +++++++ Parafilariose ++++++

111
Q
  1. Paard in zeer goede voedingstoestand (BCS 7/9) met een derde opstoot van hoefbevangenheid in 3 maand tijd. Op dit moment is paar zeer mank tgv de laminitis. U twijfelt tussen cushing en metabolic syndrome. Welke test prefereert u om cushing uit te sluiten?
    a) Overnight dexamethasone suppressie test

b) Basale insuline bepaling
c) Basale cortisol bepaling
d) Basale ACTH bepaling
e) IV glucose tolerantie test

A
  1. Paard in zeer goede voedingstoestand (BCS 7/9) met een derde opstoot van hoefbevangenheid in 3 maand tijd. Op dit moment is paar zeer mank tgv de laminitis. U twijfelt tussen cushing en metabolic syndrome. Welke test prefereert u om cushing uit te sluiten?
    a) Overnight dexamethasone suppressie test
    meting basale cortisol, niet meer veel gebruikt
    b) Basale insuline bepaling
    is bij beide verhoogd
    c) Basale cortisol bepaling
    via ODST
    d) +++++++ Basale ACTH bepaling ++++++
    ja, bij cushing ACTH hoog (rekening houden met seizoensgebondenheid) en bij metabolic syndrome normaal
    e) IV glucose tolerantie test
    beide geven insuline resistentie
112
Q
  1. Sterk gestegen ureumgehalte in bloed van uitgedroogd paard met acute en erge diarree tgv Salmonella enteritis. U houdt hierbij, in uw prognose rekening met een
    a) Prerenale uremie

b) Renale uremie
c) Postrenale uremie

A
  1. Sterk gestegen ureumgehalte in bloed van uitgedroogd paard met acute en erge diarree tgv Salmonella enteritis. U houdt hierbij, in uw prognose rekening met een
    a) ++++++ Prerenale uremie ++++++
    Salmonella geeft acute diarree  kan shock geven en dehydratatie, uremie
    b) Renale uremie
    chron nierinsufficiëntie door pyelonefritis (maar meestal E. coli bij paard, bij rund zou wel kunnen)
    c) Postrenale uremie
113
Q
  1. Paard met fotosensibilisatie, wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
    a) Koperintoxicatie
    b) Leverabces
    c) Pyrrolizidine intoxicatie
A
  1. Paard met fotosensibilisatie, wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
    a) Koperintoxicatie
    nee, geeft hemolytische crisis
    b) Leverabces
    c) ++++++ Pyrrolizidine intoxicatie ++++++
    opname planten zoals sintjacobskruid, geven secundaire fotosensibilisatie door leverschade, komt geregeld voor bij paarden
114
Q
  1. Paard sinds gisteren slikbezwaren, wankel op zijn benen. Bij endoscopie vindt u een farynxparese. Vandaag kan het dier niet meer recht, aan welke mogelijke oorzaak/oorzaken denkt u?
    a) Grass disease

b) Luchtzakmycose
c) Botulisme

A
  1. Paard sinds gisteren slikbezwaren, wankel op zijn benen. Bij endoscopie vindt u een farynxparese. Vandaag kan het dier niet meer recht, aan welke mogelijke oorzaak/oorzaken denkt u?
    a) Grass disease
    is gastroduodenitis, homrrhagisch tot necrotiserend, geeft reflux, depressie, koorts
    geen verklaring wankel op benen, niet recht kunnen, farynxparese
    b) Luchtzakmycose
    kan wel farynxparalyse geven maar geen reden dat wenkel op benen zou staan of niet recht kunnen
    c) ++++++ Botulisme +++++++
    geeft hersenstamaandoeningen, uitval kopzenuwen, slikbezwaren, tongparese
    botulisme evolueert snel naar parese
    in algemeen geven hersenstamaandoeningen: soporeus, somatische sympt (motoriek)
115
Q
  1. Welke van deze producten zorgen voor een stijging van de maag pH?
    a) Domperidone

b) Omeprazole
c) Aluminium hydroxide

A
  1. Welke van deze producten zorgen voor een stijging van de maag pH?
    a) Domperidone
    is een dopamine-antagonist  stimulatie motiliteit
    b) +++++ Omeprazole +++++
    proton pomp inhibitor  remming zuurproductie (paard)
    c) +++++ Aluminium hydroxide +++++
    neutralisatie maagzuur (paard)
116
Q
  1. Een lebmaagdilatatie rechts kan behandeld worden door
    a) Laparotomie
    b) Laparoscopie
    c) Rollen van het dier
A
  1. Een lebmaagdilatatie rechts kan behandeld worden door
    a) +++++ Laparotomie +++++
    b) +++++ Laparoscopie +++++
    c) +++++ Rollen van het dier ++++
117
Q
  1. Bij pensacidose vinden we bij onderzoek van pensvocht
    a) Hoog Cl- gehalte

b) Hoog aantal gr+ kiemen
c) Hoog aantal protozoa

A
  1. Bij pensacidose vinden we bij onderzoek van pensvocht
    a) Hoog Cl- gehalte
    bij hoflundsyndroom, achterste stenose (en hypochloremie)
    b) ++++++ Hoog aantal gr+ kiemen ++++++
    meeste gr- gaan dalen, samen met ciliaten
    zou kunnen want wel meer lactobacillen
    c) Hoog aantal protozoa
    nee, ciliaten verminderen
118
Q
  1. Bij een diagnose van SARA wordt vaak als diagnostische drempel voor pH genomen:
    a) pH 5,5
A
  1. Bij een diagnose van SARA wordt vaak als diagnostische drempel voor pH genomen:
    a) ++++++ pH 5,5 ++++++
119
Q
  1. Pensalkalose kunnen we behandelen met
    a) Transfaunatie
    b) Azijn per os

c) Mg hydroxide

A
  1. Pensalkalose kunnen we behandelen met
    a) ++++++ Transfaunatie +++++
    b) ++++++ Azijn per os +++++
    ja, geeft neutralisatie pensinhoud
    c) Mg hydroxide
    nee, volgens wiki: gebruikt als antiacidum
120
Q
  1. Vaarskalf 200kg met erge diarree heeft een B.E. van -10. U hebt infuusflessen met samenstelling (mmol/l): Na 140, K 5, Cl 48, 50 bicarbonaat, 61 glucose en 50 acetaat. Hoeveel liter zult u nodig hebben om volledig te corrigeren?
    a) 3l
    b) 6l
    c) 9l
    d) 12l
    e) 15l
A
  1. Vaarskalf 200kg met erge diarree heeft een B.E. van -10. U hebt infuusflessen met samenstelling (mmol/l): Na 140, K 5, Cl 48, 50 bicarbonaat, 61 glucose en 50 acetaat. Hoeveel liter zult u nodig hebben om volledig te corrigeren?
    a) 3l
    b) 6l
    c) 9l
    d) 12l
    e) 15l
    graad van tekort, onderhoudsbehoefte, te verwachten verliezen
    onderhoud = 50ml/kg/dag  dus minstens 10 000ml (10l)
    maar 12 of 15 ?
121
Q
  1. Behandeling sepsis veulen, voor breed spectrum behandeling wordt meer gebruik gemaakt van cephalosporines dan van de combinatie peni-aminoside of van quinolones, de reden hiervoor is:
    a) Betere penetratie in hersenen
    b) Beter penetratie in gewrichten
    c) Breder spectrum
    d) Minder toxiciteit
    e) Meer activiteit tegen intracellulaire kiemen
A
  1. Behandeling sepsis veulen, voor breed spectrum behandeling wordt meer gebruik gemaakt van cephalosporines dan van de combinatie peni-aminoside of van quinolones, de reden hiervoor is:
    a) Betere penetratie in hersenen
    b) Beter penetratie in gewrichten
    c) Breder spectrum
    d) ++++++ Minder toxiciteit +++++++
    cephalosporines minder nefrotoxiciteit (aminoglycosiden) en quinolones kunnen gewrichten aantasten
    e) Meer activiteit tegen intracellulaire kiemen
122
Q
  1. 2 jaar oude hengst is sinds een week fel vermagerd en vertoont erge diarree. BloedOZ: duidelijke hypoproteinemie, leucocytose. Klinisch is de hengst matig gedehydrateerd, suf en heeft hij een HR van 75bpm, AH van 32/min en T: 39,2°C
    a) Anaplasmose
    b) Cyatostominae
    c) Ascaridiose
A
  1. 2 jaar oude hengst is sinds een week fel vermagerd en vertoont erge diarree. BloedOZ: duidelijke hypoproteinemie, leucocytose. Klinisch is de hengst matig gedehydrateerd, suf en heeft hij een HR van 75bpm, AH van 32/min en T: 39,2°C
    a) Anaplasmose
    b) +++++++ Cyatostominae ++++++
    kan gaan van slepend mild tot acuut, vooral jonge paarden 1-3 jaar
    c) Ascaridiose
    geeft milde diarree en obstructie bij grote infestatie (eerder bij veulens)
123
Q
  1. Welke producten mogen niet gebruikt worden in de behandeling van flexura pelvina obstipatie paard?
    a) Na en Mg sulfaat opgelost in 5l water
    b) Fysiologische zout oplossing
    c) Maïsolie
A
  1. Welke producten mogen niet gebruikt worden in de behandeling van flexura pelvina obstipatie paard?
    a) Na en Mg sulfaat opgelost in 5l water
    b) Fysiologische zout oplossing
    c) ++++++ Maïsolie ++++++
    parafine olie gebruikt
124
Q
  1. Opname farynx

a) IDDSP
b) Entrapment
c) Epiglittis cyste
d) Cornage links
e) Axiale deviate arytenoida-epiglottica
f) Hypoplasie zacht gehemelte
g) Vierde branchiaalboog defect
h) Geen van deze

A
  1. Opname farynx

a) IDDSP
b) ++++++ Entrapment +++++++
c) Epiglittis cyste
d) Cornage links
e) Axiale deviate arytenoida-epiglottica
f) Hypoplasie zacht gehemelte
g) Vierde branchiaalboog defect
h) Geen van deze

125
Q
  1. 3 jaar oude volbloed met milde hoest, gedaalde prestaties, we denken in eerste instantie aan:
    a) RAO
    b) Longworminfectie
    c) IAD
    d) Longfibrose
A
  1. 3 jaar oude volbloed met milde hoest, gedaalde prestaties, we denken in eerste instantie aan:
    a) RAO
    recurrent airway obstruction: opgestalde paarden, meestal vanaf 7-8 jaar, bronchitis, bronchoconstrictie, hoest, neusvloei, …
    b) Longworminfectie
    komt weinig voor
    c) +++++++ IAD +++++++
    inflammatory airway disease: vooral jonge paarden 2-5 jaar, allergische irratieve reactie op omgevindscomponenten. Sympt: (milde) hoest, eventueel neusvloei, (koorts), vooral prestatievermindering !
    d) Longfibrose
    kan door interstitiële pneumonie, ook bij volwassen paarden, sporadisch
126
Q
  1. Behandeling eosinofiel collagenolytisch granuloma
    a) Cephalosporines
    b) Finadyne
    c) Corticosteroiden
    d) Amitraz
A
  1. Behandeling eosinofiel collagenolytisch granuloma
    a) Cephalosporines
    b) Finadyne
    c) +++++++ Corticosteroiden +++++++
    = nodulaire necrobiose, behandeling: afwachten, resectie, intra lesionale corticoid injectie of algemene corticoid behandeling
    d) Amitraz
127
Q
  1. Paard sinds een week gegeneraliseerde, cysteuze en pijnlijke huidletsels, oorzaak?

a) Dermatofytose
b) Erythema multiforme
c) Pemfigus foliaceus
d) Cullicoides overgevoeligheid
e) Fotosensibilisatie

A
  1. Paard sinds een week gegeneraliseerde, cysteuze en pijnlijke huidletsels, oorzaak?

a) Dermatofytose
nee, schimmelinfectie geeft plekjes met haarverlies
b) Erythema multiforme
nee, zijn langdurig aanwezige urticaria
c) +++++++ Pemfigus foliaceus ++++++
geeft pijn, vel breekt open, haren klitten ineen, vooral op romp, poten, kop
typisch aantasting binnenkant dijen (weinig aandoeningen geven dit)
d) Cullicoides overgevoeligheid
nee, geeft zomereczeem (vooral manen, staart)
e) Fotosensibilisatie
nee, fotosensibilisatie is thv niet gepigmenteerde delen huid

128
Q
  1. Behandeling cushing paard
    a) Dopamine agonisten
    b) Serotonine antagonisten
    c) Beide
    d) Geen van beide
A
  1. Behandeling cushing paard
    a) +++++++ Dopamine agonisten ++++++
    ja, meest gebruikt en beste resultaten: pergolide en bromocriptine
    b) ++++++++ Serotonine antagonisten +++++++
    ja, cyproheptadine
    c) Beide
    d) Geen van beide
129
Q
  1. Paard met erge diarree, hematocriet sterke stijging, totaal ew iets verhoogd, ureumgehalte enorm hoog, lichte hypernatriemie, uremie is:
    a) Prerenale oorzaak
    b) Renale oorzaak
A
  1. Paard met erge diarree, hematocriet sterke stijging, totaal ew iets verhoogd, ureumgehalte enorm hoog, lichte hypernatriemie, uremie is:
    a) ++++++++ Prerenale oorzaak ++++++++
    ja, door diarree  dehydratatie en hypoperfusie nier
    b) +++++++ Renale oorzaak ++++++++
    hypoperfusie kan voor necrose nier zorgen
130
Q
  1. Koe vermagert fel sinds 3 weken, bloedOZ: totaal ew gedaald, urineOZ: proteinurie, geen afwijkingen in sedement
    a) Glomerulair nierletsel
    b) Tubulair nierletsel
    c) Pyelonefritis
    d) Geen van bovenstaande
A
  1. Koe vermagert fel sinds 3 weken, bloedOZ: totaal ew gedaald, urineOZ: proteinurie, geen afwijkingen in sedement
    a) ++++++ Glomerulair nierletsel ++++++
    proteinurie vooral bij glomerulaire letsels, geeft ook hypoproteinemie
    b) Tubulair nierletsel
    door pyelonefritis
    c) Pyelonefritis
    geeft hematurie, pyurie, bacteriurie
    d) Geen van bovenstaande
131
Q
  1. Om primaire van secundaire fotosensibilisatie bij rund te differentiëren, bepalen we:
    a) CK
    b) GGT
    c) LDH
A
  1. Om primaire van secundaire fotosensibilisatie bij rund te differentiëren, bepalen we:
    a) CK
    b) ++++++ GGT +++++++
    secundaire fotosensibilisatie komt door leverschade  GGT zal gestegen zijn, bij primaire niet want gaat niet langs lever
    c) LDH
132
Q
  1. Melkkoe heeft 2 weken gelden gekalfd. Nu eet ze niet meer en vertoont gele mucosae. Bij bloedOZ: totaal ew laag maar ok, hematocriet heel laag, totaal bilirubine heel hoog, GGT enorm hoog, NEFA’s heel hoog
    a) Sint janskruid intoxicatie

b) Alfatoxicose
c) Fatty liver syndrome
d) Ca intoxicatie

A
  1. Melkkoe heeft 2 weken gelden gekalfd. Nu eet ze niet meer en vertoont gele mucosae. Bij bloedOZ: totaal ew laag maar ok, hematocriet heel laag, totaal bilirubine heel hoog, GGT enorm hoog, NEFA’s heel hoog
    a) Sint janskruid intoxicatie
    nee, oorzaak primaire fotosensibilisatie, geeft geen leverschade
    b) Alfatoxicose
    geeft centrolobulaire necrose, galgangenproliferatie, fibrose
    c) ++++++ Fatty liver syndrome ++++++
    geeft op bloedOZ: milde leverletsels, stijging NEFA
    d) Ca intoxicatie
133
Q
  1. Deze huidletsels doen denken aan

a) Fotosensibilisatie
b) Blauwtong
c) BVD infectie
d) Vesiculeuze stomatitis
e) Geen van bovenstaande
vitiligo of leucotrichose

A
  1. Deze huidletsels doen denken aan

a) Fotosensibilisatie
b) Blauwtong
c) BVD infectie
d) Vesiculeuze stomatitis
e) +++++++ Geen van bovenstaande+++++++
vitiligo of leucotrichose

134
Q
  1. Secretie van HCl in de maag wordt geremd door:
    a) Sucralfaat

b) Aluminium hydroxide
c) Omeprazole

A
  1. Secretie van HCl in de maag wordt geremd door:
    a) Sucralfaat
    beschermt mucosa maag
    b) Aluminium hydroxide
    neutraliseert maagzuur
    c) +++++++ Omeprazole +++++++
    remt productie maagzuur
135
Q
  1. Endoscopische opname jaarling

a) Cornage links
b) Entrapment
c) IDDSP

A
  1. Endoscopische opname jaarling

is eigenlijk cyste van de epiglottis, komt vaak samen voor met IDDSP en entrapment

a) Cornage links
b) +++++++ Entrapment +++++++
c) +++++++ IDDSP +++++++

136
Q
  1. Paard met te hoog ACTH moet differentiaal diagnostisch rekening gehouden worden met
    a) Hyperplasie pars intermedia hypofyse
    b) Paraneoplastisch syndroom
    c) Bijnierschorstumor
A
  1. Paard met te hoog ACTH moet differentiaal diagnostisch rekening gehouden worden met
    a) +++++ Hyperplasie pars intermedia hypofyse +++++
    b) +++++ Paraneoplastisch syndroom ++++++++++
    c) Bijnierschorstumor
137
Q
  1. Bloedonderzoek paard, totaal ew laag maar ok, hematocriet licht gedaald, totaal bilirubine heel hoog, GGT heel hoog, AF hoog, AST (mild) te hoog, u denkt hierbij aan:
    a) Immuungemedieerde hemolytische anemie
    b) Galstenen
    c) Sint janskruid intoxicatie
A
  1. Bloedonderzoek paard, totaal ew laag maar ok, hematocriet licht gedaald, totaal bilirubine heel hoog, GGT heel hoog, AF hoog, AST (mild) te hoog, u denkt hierbij aan:
    a) Immuungemedieerde hemolytische anemie
    b) ++++++ Galstenen +++++++++
    indicatief: hoog GGT, hoog bilirubine
    c) Sint janskruid intoxicatie
    nee, geeft geen leverschade, enkel primair fotosensibilisatie
138
Q
  1. Deze stier heeft een grote fluctuerende zwelling onder de anus, we denken hierbij aan

a) Urethraruptuur
b) Urethradivertikel
c) Retroflexie blaas
d) Anaalklierabces
khd

A
  1. Deze stier heeft een grote fluctuerende zwelling onder de anus, we denken hierbij aan

a) Urethraruptuur
b) ++++++ Urethradivertikel +++++++
typisch BWB, stier, DDx urethraobstructie (urolithiasis)
c) Retroflexie blaas
d) Anaalklierabces
khd

139
Q
  1. Auscultatie hart bij 12 jarige merrie: holodiastolisch geruis, links luider dan rechts, graad 4/6, meest waarschijnlijke oorzaak:
    a) Insufficiëntie tricuspidalis
    b) Insufficiëntie mitralis
    c) Insufficiëntie aorta
    d) Interventriculair septum defect
A
  1. Auscultatie hart bij 12 jarige merrie: holodiastolisch geruis, links luider dan rechts, graad 4/6, meest waarschijnlijke oorzaak:
    a) Insufficiëntie tricuspidalis
    b) Insufficiëntie mitralis
    c) +++++++ Insufficiëntie aorta +++++++
    tijdens diastole, links
    d) Interventriculair septum defect
140
Q
  1. Bij differentiatie tussen pinggeluiden links afkomstig van de pens of van een seroma zal u ?
    a) Chloor bepalen in pensvocht
    b) Pens sonderen
    c) Pens pH bepalen
A
  1. Bij differentiatie tussen pinggeluiden links afkomstig van de pens of van een seroma zal u ?
    a) Chloor bepalen in pensvocht
    b) Pens sonderen
    c) Pens pH bepalen
141
Q
  1. Aortaklep insufficiëntie zal bij paard typisch aanleiding geven tot volgende pathologische aritmie tijdens inspanning:
    a) Atriale extrasystoles
    b) Atriale fibrilatie
    c) Ventriculaire extrasystoles
    d) Atrioventriculaire blok
A
  1. Aortaklep insufficiëntie zal bij paard typisch aanleiding geven tot volgende pathologische aritmie tijdens inspanning:
    a) Atriale extrasystoles
    b) Atriale fibrilatie
    mitralis regurgitatie geeft aanleiding tot AF
    c) +++++++ Ventriculaire extrasystoles ++++++
    d) Atrioventriculaire blok
142
Q
  1. Achterste stenose koe, mogelijke oorzaken
    a) TRP
    b) Pylorusstenose
    c) Hernia diaphragmatica
A
  1. Achterste stenose koe, mogelijke oorzaken
    a) TRP
    belangrijkste oorzaak voorste stenose maar bij achterste stenose staat wel bij: vergroeiingen, peritonitis  TRP geeft dit wel
    b) ++++++++ Pylorusstenose ++++++++
    ja, alles wat lebmaag lediging kan verstoren
    c) Hernia diaphragmatica
143
Q
  1. 12 jaar oude merrie, sinds enkele weken hoefbevangen en werd behandeld met dubbele dosis finadyne pasta gedurende 2 weken. Nu begint ze fel te vermageren, af en toe koliek en bij bloedOZ: gedaald ew-gehalte
    a) Toxische leverinsufficiëntie
    b) Rechter dorsale colitis
    c) Maagulcera
    d) Thrombo-embolische colitis
A
  1. 12 jaar oude merrie, sinds enkele weken hoefbevangen en werd behandeld met dubbele dosis finadyne pasta gedurende 2 weken. Nu begint ze fel te vermageren, af en toe koliek en bij bloedOZ: gedaald ew-gehalte
    a) Toxische leverinsufficiëntie
    b) Rechter dorsale colitis
    c) ++++++ Maagulcera ++++++
    finadyne is NSAID
    d) Thrombo-embolische colitis
144
Q
  1. Bij sondage van een rund met recidiverende tympanie komt er telkens een beetje gas af, maar het buikvolume blijft te groot, u denkt aan:
    a) Hoflund syndroom
    b) Schuimige tympanie
    c) Indigestie
A
  1. Bij sondage van een rund met recidiverende tympanie komt er telkens een beetje gas af, maar het buikvolume blijft te groot, u denkt aan:
    a) ++++++ Hoflund syndroom +++++
    alles wat lediging voormagen of lebmaag veroorzaakt
    b) Schuimige tympanie
    c) Indigestie
145
Q
  1. Een koe vermagert fel sinds 3 weken, bloedOZ: totaal ew licht gedaald, urineOZ: proteinurie, geen afwijkingen sedement , u denkt aan:
    a) Amyloid nefrose
    b) Leptospirose
    c) Pyelonefritis
    d) Vasomotor nefropathie
    vooral tubulaire necrose
A
  1. Een koe vermagert fel sinds 3 weken, bloedOZ: totaal ew licht gedaald, urineOZ: proteinurie, geen afwijkingen sedement , u denkt aan:
    a) ++++++ Amyloid nefrose +++++
    oorzaak glomerulonefritis  typisch: hypoproteinemie, proteinurie  chron nierinsufficiëntie
    b) Leptospirose
    komt zelden voor, bij veulens, geeft acute interstitiële nefritis
    c) Pyelonefritis
    tubulair, interstitieel voornamelijk door E.coli, Trueperella (opklimmend na kalven vaak) maar geeft op urineOZ: polyurie, hematurie, pyurie, bacteriurie
    d) Vasomotor nefropathie
    vooral tubulaire necrose
146
Q
  1. Trekpaard met chronisch progressief lymfoedeem (zilt): oorzaak?
    a) Genetisch defect elastine huid en onderhuid
    b) Schurft
    c) Defect collageenvezels
A
  1. Trekpaard met chronisch progressief lymfoedeem (zilt): oorzaak?
    a) ++++ Genetisch defect elastine huid en
    onderhuid+++++++
    ja, geeft predispositie op mok
    b) Schurft
    c) Defect collageenvezels
147
Q
  1. Bloederige diarree rund, mogelijke oorzaken?
    a) BVD
    b) Corona (winterdysenterie)
    c) Rota
A
  1. Bloederige diarree rund, mogelijke oorzaken?
    a) ++++++ BVD +++++++
    ja, waterige tot bloederige diarree
    b) ++++++ Corona (winterdysenterie) ++++++
    ja, acuut waterige tot bloederige diarree
    c) Rota
    meestal bij kalveren, zelflimiterend
148
Q
  1. Mycotische rhinitis paard: behandeling?
    a) Itraconazole spoelingen
    b) Chirurgische excisie
    c) Formol injectie
A
  1. Mycotische rhinitis paard: behandeling?
    a) ++++++++ Itraconazole spoelingen ++++++
    b) ++++++++ Chirurgische excisie +++++++
    c) Formol injectie
149
Q
  1. Veulen van 3 dagen oud met koliek (lege blaas, gestegen hematocriet, beetje rbc in buikvocht, …), oorzaak? ?
    a) Liggingsveranderingen darm
    b) Meconiumobstipatie
    c) Blaasruptuur
A
  1. Veulen van 3 dagen oud met koliek (lege blaas, gestegen hematocriet, beetje rbc in buikvocht, …), oorzaak? ?
    a) Liggingsveranderingen darm
    b) Meconiumobstipatie
    c) Blaasruptuur
150
Q
  1. Behandeling actinobacillose kalf

a) Aminoglycosiden

A
  1. Behandeling actinobacillose kalf
    a) +++++++ Aminoglycosiden +++++++
    Actinobacillose wordt best aangepakt met jood preparaten en antibiotica (sulfamiden, tetracyclines, aminoglycosiden) gedurende minstens 7 tot 10 dagen
    Necrobacillose wordt preventief aangepakt door hygiëne, lokaal reinigen indien beleg of abcedatie en toedienen van antibiotica zoals penicilline en spiramycine.
    Actinomycose wordt enkel behandeld indien de tanden nog stevig genoeg vast zitten, fistels kunnen gecuretteerd en gespoeld worden. Antibiotica (peni-strepto) gedurende 10 tot 14 dagen kunnen aangevuld worden met KI per os of NaI IV 2 keer met 7 dagen tussen.
151
Q
  1. Milt-nierband koliek paard, behandeling?
    a) Paraffine olie
    b) Ivermectine
    c) Moxidectine
    ivermectine
A
  1. Milt-nierband koliek paard, behandeling?
    a) ++++++ Paraffine olie ++++++
    ja, bij onvolledige verplaatsingen of zonder tympanie, in combinatie met stappen, longeren, spasmolytica. (of fenylefrine)
    ergere koliek en matig gas: rollen
    erge koliek, erge tympanie en reflux: operatie of rollen na decompressie maag en cecum
    b) Ivermectine
    anthelminticum
    c) Moxidectine
    ivermectine
152
Q
  1. Krampaanvallen neonataal kalf tgv?
    a) CMD 2
    b) BVD
A
  1. Krampaanvallen neonataal kalf tgv?
    a) +++++++ CMD 2 +++++++
    congenitale musculaire dystonie type 2, ergste vorm, genetisch defect
    b) BVD
    geeft intra-uteriene infectie die leidt tot hydrancephalie
    geeft dummy, blindheid (centraal), eventueel cerebellaire sympt
153
Q
  1. Rund met griep: Manheimia hemolytica en mycoplasma: behandeling?
     eerste keus: florfenicol
    a) Tetracyclines

b) Quinolones
c) Macroliden

A
153.	Rund met griep: Manheimia hemolytica en mycoplasma: behandeling? 
 eerste keus: florfenicol 
a)	++++++ Tetracyclines ++++++
ja, tweede keus 
b)	++++++ Quinolones +++++++
ja, maar derde keus, ook humaan gebruikt (-floxacine)
c)	Macroliden 
ja, maar tweede keus (-mycine), MRL?
154
Q
  1. Hoe maak je het verschil tussen RAO en IAD bij het paard?
    a) Anamnese
    b) Cytologie
    c) Bacteriologie
A
  1. Hoe maak je het verschil tussen RAO en IAD bij het paard?
    a) +++++++ Anamnese ++++++++
    RAO: overgevoeligheidsreactie tov schimmelspores, opgestalde paarden, vanaf 7-8jaar
    IAD: inflammatiry airway disease, allergische irratieve reactie op omgevingscomponenten, jonge paarden 2-5 jaar
    b) Cytologie
    c) Bacteriologie
    bij IAD kan bacteriële component zitten (strepto)
155
Q
  1. Schuimige tympanie behandeling?
    a) Olie
    b) Rumenotomie
A
  1. Schuimige tympanie behandeling?
    a) +++++++ Olie +++++
    toedienen om oppervlakte spanning te verlagen
    wat ook nog kan dienen om opp spanning te verlagen: Na dioctyl sulfosuccinaat, poloxaleen, alcohol/ethoxylaat detergentia
    b) ++++++ Rumenotomie +++++++++
    operatie indien sterk opgezet, brei met veel druk op, leegmaken