Vragen Flashcards

1
Q

Op wie ben je kwaad?

A

Ik ben kwaad op …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar ben je mee bezig?

A

Ik ben bezig mee met …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Over wie maak je zich zorgen?

A

Ik maak me zorgen zorgen over …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar ben je blij mee?

A

Ik ben blij met …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aan wie denk je regelmatig?

A

Ik denk regelmatig aan mijn …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aan wie erger jij zich?

A

Ik ergen me aan mijn …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar ben je goed in?

A

Ik ben goed in …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar heb je een hekel aan?

A

Ik heb een hekel aan …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Om wie moet je vaak lachen?

A

I moet vaak om mijn … lachen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op wie lijk je?

A

Ik lijk op mijn …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar schaam je zich voor?

A

Ik schaam voor …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar ben je trots op?

A

Ik ben trots op …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar ben je aan verslaafd?

A

Ik ben verslaafd aan …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar ben je verstand van?

A

Ik ben verstand van …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Op wie moet je vaak wachten?

A

Ik moet vaak wachten op …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar heb je zin in?

A

Ik heb zin in …

17
Q

Waar schrik je van?

A

Ik schrik van ….

18
Q

Waar heb je veel ervaring met?

A

Ik heb veel ervaring met …

19
Q

Waar heb je last van?

A

Ik heb last van …

20
Q

Waarover heb je geklaagd?

A

Ik heb geklaagd over de …

21
Q

Ben je tevreden over jouw woonplaats?

A

Ja, ik ben er tevreden over.

22
Q

Keek jij vroeger ook naar Friends?

A

Ja, ik keek er elke dag naar.

23
Q

Werk je dagelijks met de computer?

A

Ja, ik werk er dagelijks mee.

24
Q

Hoe vaak kijk je naar het nieuws op tv?

A

Ik kijk er elke dag naar.