Nederlands NU Deel A Flashcards
1
Q
Gebaren
A
Gestures
2
Q
Aantrekkelijk
A
Attractive
3
Q
Zich onderscheiden van
A
Distinguish themselves from
4
Q
Opvallen
A
Stand out
5
Q
Voorzien van
A
Provided with
6
Q
Voldoen aan
A
Measure up to
7
Q
Streven naar
A
Strive for
8
Q
Dienen voor
A
Serve a purpose of something
9
Q
Betrekking hebben op
A
Relate to
10
Q
Bestemd zijn voor
A
Are intended for
11
Q
Beschikken over
A
Feature
12
Q
Volkomen
A
Completely
13
Q
Aanvankelijk
A
Initial
14
Q
Vrijwel
A
Almost
15
Q
Uiteraard
A
Of course
16
Q
Nauwelijks
A
Hardly
17
Q
Verrichten
A
Perform
18
Q
Beheersen
A
Control
19
Q
Trachten
A
Attempt
20
Q
Veronderstellen
A
Suppose
21
Q
Voltooien
A
Afmaken
22
Q
Vermijden
A
Avoid
23
Q
Onderscheiden
A
Stand out
24
Q
Verscheidene
A
Different
25
Verwijzing
Reference
26
Pijlen
Arrows
27
Samenvatting
Resume
28
Bewezen
Proven
29
Griezelig
Creepy
30
Hartslag
Heartbeat
31
Verveling
Boredom
32
Zenuwen
Nerves
33
Overboding
Unnecessary
34
Kweken
Grow
35
Vooruitgang boeken
Make progress
36
Verstanding
Wise
37
Middle
Material
38
Gericht op
Targetting
39
Vaardigheden
Skills