Voortplanting: prenatale groei en ontwikkeling Flashcards

1
Q

Welke 3 perioden zijn er?

A
  1. ovum periode: ovulatie tot eerste implantatie
  2. embryonale periode: vorming van embryonale membranen en complete placentatie
  3. foetale periode: enorme groei foetus, placenta en uterus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 3 factoren zijn van invloed op de foetale groei?

A

Genetische factoren, milieufactoren en de endocriene regulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is embryonale sterfte?

A

De sterfte tussen het moment van de bevruchting van de eicel en het moment van de voltooiing van de organogenese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is van het intra-uteriene milieu van invloed op embryonale sterfte?

A

De synchronisatie veranderingen van het embryo en het intra-uteriene mileu. De verandering van de samenstelling secreet is onder invloed van progesteron en oestogeen. De samenstelling is complexer. Asynchronie van polytoke dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe heeft stress invloed op embryonale sterfte?

A

Corticosteroïden worden vanuit de bijniercortex geproduceerd. Bij hittestress worden glycogeenreserverd in de oviductwand en uteruswand uitgeput en vermindert de uteriene doorbloeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is foetale sterfte?

A

Sterfte na voltooiing organogenese, maar voor partus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is van invloed op foetale sterfte?

A

Infecties, chromosomale afwijkingen, onvoldoende bloedvoorzieningen, aandoeningen navelstreng, placentaire insufficiëntie, voedingsfouten en stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er na afsterving?

A

Abortus of mummificatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly