Genetica: dihybride afwijkingen Mendel Flashcards

1
Q

Wat is geen interactie?

Welke verhouding hoort hierbij?

A

2 of meer genen(paren) bepalen één eigenschap.

9:3:3:1 (Mendel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is dominante epistasie?

Welke verhouding hoort hierbij?

A

Als er een nieuw fenotype bij komt.
Als je één B hebt wordt de uiting van A geremd. Als je bb hebt, is A wel actief.

B laat het verschil tussen A- en aa niet zien

12:3:1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is wederkerige dominante epistasie?

Welke verhouding hoort hierbij?

A

De precursor (voorloperstof) zorgt ervoor dat een gen tot uiting komt. Om de precursor actief te maken, moet het worden om gezet tot product. Hiervoor is A óf B nodig.

Bij aanwezigheid van één dominant allel (A of B) wordt eenzelfde eigenschap tot uiting gebracht

15:1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is recessieve epistasie?

Welke verhouding hoort hierbij?

A

Als er een nieuw fenotype bij komt.

Voorloperstof moet worden omgezet in andere stof: B zet kleur 1 om in kleur 2 -> A zet kleur 2 om in kleur 3. Het ene dominante gen zet het andere dominante gen om.

aa laat het verschil tussen B- en bb niet tot uiting komen. Pas bij een A- wordt duidelijk of het dier B- of bb heeft

9:4:3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is wederkerige recessieve epistasie?

Welke verhouding hoort hierbij?

A

Er zijn 2 fenotypen: A-B- en de rest. Een transcrieptefactor maakt van lang haar kort haar: 2 nodig om het werkend te maken

Bij aanwezigheid van aa en bb wordt een eigenschap niet tot uiting gebracht

9:7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is cumulatieve isomerie?

Welke verhouding hoort hierbij?

A

De pathways versterken elkaar. Bij één dominant allel krijg je wat er tussen in zit

A/a en B/b hebben hetzelfde effect en versterken elkaar

9:6:1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly