voortplanting nv&a Flashcards

1
Q

anoestrus

A

seksuele rustfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

interoestrus

A

seksuele rustfase poes 8-10 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

oestrus

A

bronst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pro-oestrus

A

voorbronst, eicellen komen tot rijping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

metoestrus

A

fase waarin progesteron overheerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bronstduur

A

tijd dat een dier bereid is tot dekking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bronsttijd

A

periode waarin dieren paren, ook wel paarseizoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

baarmoederslijmvlies

A

binnenste laag van de baarmoeder, ook wel endometrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

corpus lutheum

A

latijnse naam voor het gele lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

epifyse

A

klier in de hersenen die hormonen afscheidt, ook wel pijnappelklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

FSH

A

follikel stimulerend hormoon, zorgt voor rijpen van eicellen op de eierstok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

follicilaire fase

A

fase waarin de follikels (eicellen) op de eierstokken rijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gele lichaam

A

ontstaat na ovulatie op de plek waar de rijpende eicel heeft gezeten en produceert progesteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

GnRH

A

Gonadotropin releasing hormone, verantwoordelijk voor het vrijmaken van geslachtshormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

graafs follikel

A

rijpende eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hypofyse

A

hersenaanhangsel dat hormonen afscheidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hypothalamus

A

een klier in de hersenen die direct in verbinding staat met de hypofyse en hormonen afscheidt

18
Q

LH

A

luteïniserend hormoon, wekt de ovulatie op

19
Q

luteale fase

A

de fase in de cyclus waar progesteron overheerst

20
Q

mono-oestrisch

A

een cyclus per jaar

21
Q

poly-oestrisch

A

meerdere cyclussen per jaar

22
Q

oestrogeen

A

vrouwelijk geslachtshormoon

23
Q

ovulatie

A

eisprong

24
Q

progesteron

A

hormoon dat de dracht in stand houdt en ervoor zorgt dat de bronst uitblijft

25
Q

prostaglandine

A

wordt geproduceerd in het endometrium (baarmoederslijmvlies) en zorgt ervoor dat het gele lichaam opgeruimd wordt

26
Q

sta-reflex

A

het moment dat het vrouwtje stokstijf gaat staan als ze klaar is om gedekt te worden

27
Q

primaire geslachtskenmerken

A

geslachtskenmerken die vanaf de geboorte aanwezig zijn

28
Q

secundaire geslachtskenmerken

A

geslachtskenmerken die ontstaan zodra het dier volwassen wordt

29
Q

monorchisme

A

het ontbreken van een teelbal bij het mannelijk dier

30
Q

cryptorchisme

A

het ontbreken van beide teelballen bij het mannelijk dier

31
Q

peristerende pro-oestrus

A

wel bronstcyclus, geen eisprong

32
Q

cysteuze eierstokken

A

goedaardig blaasje gevuld met vocht die op de eierstokken zitten

33
Q

vaginitis

A

ontsteking in het vaginaslijmvlies

34
Q

endometritis

A

ontsteking in het baarmoederslijmvlies

35
Q

geïnduceerde ovulatie

A

eisprong die pas plaatsvindt bij de dekking

36
Q

solitair

A

dier dat alleen leeft

37
Q

nestvlieders

A

jongen worden compleet geboren en kunnen meteen met de groep mee

38
Q

nestblijvers

A

jongen worden blind, doof en kaal geboren en moeten nog in het nest blijven tot ze verder ontwikkeld zijn

39
Q

spacing

A

embryo’s die zich verdelen over de baarmoederhoornen

40
Q

nidatie

A

innesteling

41
Q

4/5 geboortefasen

A
  1. voorbereidingsfase
  2. ontsluitingsfase
  3. uitdrijvingsfase
  4. nageboortefase
    (5. herstelfase)