Voedingstoffen en overige informatie Flashcards

1
Q

Welke soorten eters zijn er?

A

planteneters - herbivoren
alleseters - omnivoren
vleeseters - carnivoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor soort stoffen zijn eiwitten?

A

Brandstoffen en bouwstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In wat soort producten komen eiwitten voor?

A

Plantaardige producten en dierlijke producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn essentiële aminozuren?

A

Eiwitten/aminozuren die je uit voeding moet halen en niet zelf kan aanmaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar zitten vitaminen in?

A

Fruit, groenten en vitamine pilletjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat voor soort stoffen zijn kookhydraten?

A

Bouwstoffen en brandstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat leveren vetten?

A

Energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 2 soorten vetten zijn er?

A

Verzadigde vetten en onverzadigde vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn mineralen?

A

Grondstoffen waar je een heel kein beetje van nodig hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarin zit het verschil tussen soorten brokken?

A

De hoeveelheid voedingsstoffen en de hoeveelheid vlees erin zit. Hoe meer vlees erin zit hoe duurder de brok.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 6 verschillende voedingsstoffen zijn er?

A

water, eiwitten, vetten, koolhydraten, mineralen en vitaminen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat voor soorten voedingsstoffen zijn er?

A

Bouwstoffen, brandstoffen en beschermstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een bouwsstof?

A

Bouwstoffen zijn nodig om cellen in het lichaam te laten groeien of te herstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn brandstoffen?

A

Leveren energie aan het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn beschermstoffen?

A

Beschermstoffen hebben meerdere functies, maar samen zorgen ze ervoor dat het lichaam gezond blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de voedingswaarde van een product?

A

De combinatie van alle voedingsstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Is de voedingswaaarde voor elk dier verschillend?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn essentiële voedingsstoffen?

A

Voedingsstoffen die het dier nodig heeft maar niet zelf kan aanmaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Voor welk dier is Taurine een essentiële aminozuur en waarom?

A

Voor een kat, aangezien dit belangrijk is voor de hartspieren van een kat. Taurine kunnen ze alleen uit vlees halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is polyurine?

A

Verhoogde urineproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke 3 soorten koolhydraten zijn er?

A
  1. Enkelvoudige suikers
  2. Oligfosachariden
  3. Polysachariden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is/zijn de funtie(s) van voedingsvezels?

A

Het bevorderen en reguleren van een normale darmfuntie. Ook zorgen voedingsvezels voor een goede gezondheid van de dikke darm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Op welke manieren kunnen koolhydraten verteerd worden?

A

Mechanisch(kauwen), enzymatisch, microbieel en door amylase (afbraak zetmeel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de hoofdfuncties van eiwitten?

A

Haar, huid, spier, hormoon en antilichamen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn functies van eitwitten?

A

Bloedeiwitten, antilichamen, actine en myosine, collageen en elastine, hormonen en keratine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is biologische waarde?

A

Dit gaat voornamelijk om essentiële aminozuren. Het gaat om het goede aminozurenprofiel. Een ei heeft bv een biologische waarde van 100.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe werkt eiwitvertering?

A
  1. Vertering
  2. Absorptie
  3. Activiteit in de lever
28
Q

Wat is eiwit-katabolisme?

A

Het afbreken van een eiwit.

29
Q

Wat is eiwitanabolisme?

A

Het opbouwen van een nieuw eiwit.

30
Q

Welke gevolgen kan eiwittekort hebben?

A

Slechte groei, gewichtsafname, eetlustverlies, bloedarmoede, doffe vacht, verlies aan spierweefsel, meer vatbaar voor ziektes, oedeem en sterfte.

31
Q

Wat zijn voorbeelden van essentiële Vetzuren?

A

Omega 3 en 6

32
Q

Wat is een functie van vetten?

A

Het leveren van energie.

33
Q

Via waar werkt de vertering?

A

Maag - dunne darm - lever - chylomicronen

34
Q

Wat zijn macromineralen?

A

Alle anorganische elementen in voedsel. Er zijn 7 soorten macromineralen.

35
Q

Hoeveel soorten micromineralen zijn er?

A

11 soorten

36
Q

Waarvoor zijn mineralen noodzakelijk?

A

Voor het onderhoud van: Het skeletstructuur, zuur-base evenwicht/vloeistoffenevenwicht, cellulaire functie, zenuwgeleiding en voor de spiersamentrekking.

37
Q

Wat is snyergie?

A

Dat zijn stoffen die elkaar versterken.

38
Q

Wat is antagonisme?

A

Dat zijn stoffen die elkaars werking opheffen.

39
Q

Waarvoor is calcium en fosfor belangrijk?

A

Voor het structureel onderdeel van botten en tanden. Ook is het belangrijk voor spiersamentrekkingen en zenuwimpulsen.

40
Q

Wat gebeurt er bij een calciumtekort?

A

Bij een tekort kan er All meat syndorme voorkomen en bij zogende teven kan er eclampsie voorkomen.

41
Q

Wat gebeurt er bij een calciumovermaat?

A

Bij een calciumovermaat kan het voorkomen dat pups te snel groeien.

42
Q

Wat zijn elektrolyten?

A

Natrium, Kalium en chloor. Ook zorgen elektrolyten voor het zuur-base evenwicht en een osmotich evenwicht.

43
Q

Waarvan is ijzer een essentieel bestanddeel?

A
  1. Hemoglobine - het zuurstofbindende pigment in het bloed
  2. Myoglobine: het zuurstofbindende pigment in de spieren.
44
Q

Wat zijn primaire functies van zink?

A

Immunocompetentie, herstel van huid en wonden, groei en voortplanting

45
Q

Wat zijn verschijnselen bij zinktekort?

A

Anorexie, kaalheid, schilferige huid, depigmentatie van de haren en hyperkeratose.

46
Q

Wat is het grootste probleem bij koper?

A

Koperstapeling, want dat geeft levercirrose.

47
Q

Wat is selenium?

A

Een essentiële component van het natuurlijke voorkomend anti-oxidant, glutathionperozidase dat in alle lichaamscellen aanwezig is.

48
Q

Waarbij komen vrije radicalen bij vrij?

A

Ontstekingen, chronische ziekte processen en veroudering.

49
Q

Wat zijn vetoplosbare vitaminen?

A

Vitamine A, D, E en K.

50
Q

Wat zijn wateroplosbare vitaminen?

A

Het vitamine B complex en vitamine C.

51
Q

Wat zijn vitamie-achtige stoffen?

A

L-carnitine, Carotenoïden en Flavonoïden.

52
Q

Waarvoor is Vitamine A noodzakelijk?

A

Normaal gezichtsvermogen, gezonde vacht, gezonde huid, gezonde slijmvliezen en gezonde tanden.

53
Q

Waarvoor is vitamine D belangrijk?

A

Darmabsorptie en botopbouw.

54
Q

Wat is vitamine E?

A

Vitamine E is een krachtig biologisch antioxidant.

55
Q

Waardoor is vitamine K gemaakt?

A

Door darmbacteriën.

56
Q

Waarvoor is vitamine K belangrijk?

A

Vitamine K is belangrijk voor bloedstolling.

57
Q

Waarbij is vitamine B complex veel betrokken?

A

Bij veel enzymprocessen.

58
Q

Wat is L-carnitine?

A

Is een vet en levert energie.

59
Q

Wat zijn carotenoïden?

A

Antioxidanten

60
Q

Waar zijn flavonoïden voor?

A

Voor het sparen van vitamine C en het ondersteunen van anti-oxidanten.

61
Q

Wat is de onderhoudsbehoefte/energiebehoefte?

A

De hoeveelheid energie dat nodig is om in leven te blijven.

62
Q

Wat is het onderhoudsvoer?

A

voer dat het dier dagelijks krijgt.

63
Q

Wat betekend Ad libitum?

A

Onbeperkt voer geven.

64
Q

Wat betekend rantsoen?

A

Vooraf bepaalde hoeveelheid voer dat een dier krijgt.

65
Q

Wat is de Body Condition Score(BCS)?

A

Conditie bepalen door te voelen en te kijken.

66
Q

Wat is een weende-analyse?

A

Een scheikundig onderzoek waarmee de percentages weter, eiwit, vet, koolhydraten en mineralen in de voeding worden berekend.

67
Q

Waarover gaat ruweiwit?

A

Over alle eiwit-achtige stoffen in het voer.