Voedingsleer Flashcards
functie koolhydraten
energie bron
functie vezels
goede darmfunctie en stoelgang
functie vetten
vorming celmembraan, hersenontwikkeling en immuunsysteem
functie eiwitten
maken van; enzymen, hormonen, hemoglobine en antilichamen
eiwitkwaliteit
mogelijkheid van het lichaam om eiwitten op te nemen. Hoog: dierlijkeproducten en soja. Laag: plantaardige producten
biologische waarde
hoeveel opgenomen eiwit voor eiwitsynthese wordt gebruikt. Hoog: melk, ei en vis. Laag: noten, peulvruchten en brood.
aminozuurstofwisseling (desamineren)
desamineren: te veel aminozuren –> omgezet in de lever tot ketonzuur & amoniak –> amoniak omgezet tot ureum –> nieren. Ketonzuur: gebruikt als energiebron of omgezet tot vet, glucose en niet es aminozuren.
aminozuurstofwisseling (transamineren)
transamineren: vit B6 –> aminogedeelte op een ander molecuul gezet –> ander niet es. aminozuur maken
aminozuurpool
= verhouding waarin aminozuren in het bloed voorkomen.
stikstof balans
16% van eiwitten. hoeveel stikstof in en uit meten = hoeveelheid eiwit in en uit meten.
negatief stikstof balans
= ziek zijn, ondervoeding, anorexia. meer ureum uitscheiding = slecht voor de nieren
positieve stikstof balans
= groei; spieropbouw, zwanger
balans stikstof balans
= gezonde volwassen
vetstofwisseling; 1. lipolyse
als energie nodig is –> vetten gesplitst –> bloed. triglycerides –> glycerol + vetzuren. Hormoon: glucagon
vetstofwisseling; 2. lipogenese
energie opslag. glycerol + vetzuren –> triglycerides. Hormoon: insuline
lipoproteine =
= specifieke eiwitten + specifieke lipiden (vetdeeltjes). functie = transport van lipiden in bloedbaan.
soorten lipoproteine
VLDL, LDL, HDL, chylomicron.
VLDL
pakketje: transport cholesterol + triglyceriden. erg lage dichtheid
LDL
‘slechte’. stijgt bij verzadigde vet.
HDL
‘goede’. stijgt bij onverzadigde vet.
Chylomicron
dunne darm gemaakt. stijgt bij vet eten
glycogenese
opbouw glycogeen uit glucose. bij te hoog glucosegehalte. in de spieren. hormoon: insuline.