Voeding en sport Flashcards
Inspanning en VO2 max
- VO2max is de maat die aangeeft hoeveel zuurstof het lichaam maximaal kan opnemen per
minuut. - Hoe hoger de inspanning hoe meer zuurstof er nodig is.
• VO2max geeft dus aan hoe zwaar de inspanning is. - Zuurstofverbruik staat in verband met energieverbruik.
• Bij inspanning worden glucose en vetten in de spieren verbrand met zuurstof
VO2max >70%
VO2max 50-70%
VO2max <50%
= voornamelijk verbranding van glucose
= evenveel verbranding van vet als glucose
= voornamelijk verbranding van vet maar ook
verbranding glucose
Inspanningscapaciteit:
- Maximale inspanning = 100% van de maximale capaciteit
- Rust = <40% maximale capaciteit
• Bijv. zitten of rustig wandelen - Duurinspanning = 55% maximale capaciteit
• Bijv. een uur hardlopen - Krachtinspanning =75% maximale capaciteit
• Bijv. gewichtheffen
Verbruik in spieren bij inspanning
- 1e seconden: ATP
• ATP ADP + P + energie - Van 2 tot 12 seconden: creatine fosfaat
• CP + ADP ATP + creatine - Van 12 seconden tot 2 minuten anaeroob: Glucose
• De glucose in het bloed en de glucose die opgeslagen zit rond de spieren wordt omgezet tot melkzuur.
• Melkzuur geeft het gevoel van spierpijn. - Na 2 minuten aeroob
• Het lichaam is goed doorbloed en kan dus overgaan op aerobe verbranding
Duursport:
- Skiën, zwemmen, hardlopen, fietsen, triathlon, marathon, rolskiën, schaatsen, alpineskiën, wielrennen, zwemmen.
- Aerobe processen
- Een lange ‘rustige’ belasting of een kortdurende intensieve belasting (1500 meter
schaatsen/200 meter zwemmen) - Belangrijkste energiebronnen zijn vetzuren, triglyceriden en lipoproteïnen
Voeding in het algemeen duursport
• Volop koolhydraten (>6-8 gram KH/kg)
o Ter vergelijking: voor niet sporters is het 4-5 g
KH/kg
• Zuinig met vet (20-30 en%)
o Minimaal 20 en% vet voor opname vetoplosbare vitamines en i.v.m. essentiële vetzuren
• Voldoende eiwit (1,2-1,5 g/kg)
o Ter vergelijking: voor niet sporters is het 0,8 g/kg
• Voldoende vocht (2-4L/dag)
- Voeding tijdens inspanning: duursport
• > 1 u: KH aanvullen (1 g/kg/uur, max 60 g/uur)
o Die max 60 gram geldt voor glucose maar bijv. niet voor fructose dat op een andere
manier wordt opgenomen (d.m.v. passief transport). Door een combinatie te gebruiken kunnen dus meer koolhydraten per uur worden ingenomen max 60 van glucose en max 30 van fructose = 90 g
• > 1 u: vocht aanvullen (150-250 ml per 15 min)
• Goede timing is belangrijk:
o zorg bijv. dat de glycogeenvoorraad niet uitgeput kan raken door al in het begin van de inspanning te beginnen met het aanvullen van KH
Voeding voor de wedstrijd/inspanning: duursport
• Gemodificeerde supercompensatie
o 3-6 dagen voor een grote inspanning beginnen met de hoeveelheid koolhydraten in voeding verdubbelen tot 10 gram om de glycogeenvoorraden te verdubbelen. Dit gaat samen met verminderde/gehalveerde inspanningsintensiteit. De hoeveelheid vet in de voeding gaat dan vaak omlaag.
o Heeft alleen zin bij duursport
o Zorgt ervoor dat de ‘man met de hamer’ minder snel komt.
o Glycogeenvoorraad kan wel 400-600 gram worden i.p.v. 200-300 gram
o Glycogeen wordt vastgehouden m.b.v. vocht → gewichtstoename van 2 kg is
normaal.
• Koolhydraatrijke maaltijd 1-2 u voor de start: boterhammen met
vruchtenhagel/appelstroop, vruchtensap of limonade, fruit
• 4-1 uur voor de start voldoende vocht (5-10 min voor start 6-8 ml/kg)
o Al het vocht van de laatste 30 min voor de wedstrijd komt in de blaas, behalve dat van de laatste 5 min. Dit kan direct gebruikt worden.
• > 1 u →150-250 ml vocht per 15 min
• >1,5 u → 30-60 g KH/uur (0,5-1,0 g/kg)
Voeding voor herstel: duursport
• Aanvullen koolhydraten:
o Eerste 2 u na inspanning (1,5-2 g/kg)
o 1g/kg herhalen na 2 uur (8-10 g/kg binnen 24 uur)
• Aanvullen vocht: 150% zweetverlies
• Eiwitten: 0,3-0,4 gram eiwit kg lichaamsgewicht
o chocomel/kwark/Skyr
• Het insulineniveau blijft de eerste 2 uur na inspanning hoog, hierdoor is de opname van
herstelvoeding in de eerste 2 uur 8x beter dan wanneer men de eerste 2 uur niks eet.
Krachtsport
- Judo, gewichtheffen, sprinten, een tennis service
- Anaerobe processen
- Explosieve arbeid
- Korte duur en hoge intensiteit
- Spieren kiezen ATP, CP en anaerobe glycolyse als brandstof (koolhydraten)
- Voeding in het algemeen: krachtsport
• Koolhydraten:
o 5-7 g/kg
o Eiwitsparend effect o Kort en intensief
• Vetten:
o 20-30 en%
o Minimaal 20 en% vet voor opname vetoplosbare vitamines en i.v.m. essentiële vetzuren
o Essentiële voedingstoffen
o Smaak • Eiwit:
o Grote misverstanden o 1,5-1,7 gram per kg
▪ Er is bewezen dat deze hoeveelheid ingezet wordt voor spieropbouw, meer eiwit is niet nodig en wordt omgezet in vet.
o Voldoende koolhydraten
o Timing is belangrijk, vooral bij eiwitten
o Teveel eiwit wordt omgezet in ureum en zorgt voor uitdroging = niet waar o Reguliere voeding is voldoende!
Voeding tijdens training: krachtsport
• Volop koolhydraten (5-6 gr/kg lichaamsgewicht)
o Is ook afhankelijk van de intensiteit van de wedstrijd
• Zuinig met vet (20-30 en%)
• Voldoende eiwit (10 gram vlak voor training en 20 gram na training)
• Voldoende vocht (2-4 L/dag)
• Variatie
• Goede timing
Voeding 1-2 dagen vóór wedstrijd: krachtsport
- Meer koolhydraten (5-7 gr/kg lichaamsgewicht)
* Minder vet (20 en%)
- Voeding op wedstrijddag: krachtsport
• Laatste maaltijd 2-3 uur voor wedstrijd
• Tot aan wedstrijd vocht gebruiken
• > 1 uur: vocht gebruiken
• Eiwit (10 gram) direct voor wedstrijd
o 100 gram magere kwark = 10,5 gram eiwit
Voeding na de wedstrijd: krachtsport
- Herstel vochtverlies (150%)
- Koolhydraten (1,5-2 g/kg eerste 2 uur)
- Eiwitten (20 gram) voor spierherstel
Teamsport
- Voetbal, volleybal, hockey, waterpolo
- Zowel aerobe als anaerobe verbranding
- Interval karakter: snelkracht wordt afgewisseld met minder intensieve periodes
- Combinatie van duur- en krachtsport
• Adviezen bij duur en krachtsport gelden ook voor teamsport - Inspanning wisselt met de positie op het veld
Voeding: vocht is belangrijk: teamsport
• Afhankelijk van klimaat
• Niet meer dan 300 ml/15 min
• Isotone sportdrank
• Dranken moet koelkast temperatuur zijn: 5-10 graden Celsius
• Prestatiedaling bij >2% vochtverlies
o 2% vochtverlies→dorstgevoel
o Als men dorst krijgt is er dus al teveel vochtverlies en is er prestatiedaling
• Aanvulling: 150% van verlies
• Probleem: drinken tijdens wedstrijd niet altijd toegestaan
Voeding vóór wedstrijd: teamsport
• Laatste maaltijd 3-4 u voor wedstrijd • 1,5 u voor wedstrijd lichte snack o Cracker of stuk fruit • Laatste uur 300-500 ml vocht • Net voor aanvang evt. nog koolhydraten
Voeding voor herstel: teamsport
• Direct na wedstrijd 50-100 g KH
• Eerste24uhebje600gKHnodig
o 25 g/uur
o Banaan / brood met zoet beleg.
• Matige-hoge glykemische index (= producten die snel opgenomen kunnen worden)
o Brood, rijst, aardappelen, banaan of sportdranken • Herstel vochtverlies (150%)
o Geen cafeïne en alcohol
Voeding tijdens het sporten: teamsport
• <1uur: o Vocht: 125 tot 250 ml per kwartier o Water of een hypotone drank • >1uur: o Vocht: 125 tot 250 ml per kwartier o Waaraan zout (280-660 mg/liter), koolhydraten (5-6 gr/kg) en eventueel eiwit is toegevoegd.
Gelijkmatige verdeling van de voedselinneming over meerdere maaltijden/tijdstippen gedurende de dag is belangrijk omdat:
- Het een minder grote belasting voor het spijsverteringskanaal vormt.
• Voorkomt de kans op maagkrampen en maagstoornissen tijdens training en wedstrijd. - Het grote schommelingen in de bloedglucoseconcentratie voorkomt
- Het de kans op inspanningsgeïnduceerde hypoglykemie vermindert
- Het leidt tot een significante daling van het totaal- en het LDL-cholesterolgehalte
- Bij atleten met een hele hoge energie-inname en -verbruik kan het wel oplopen tot 8-10 keer per dag eten innemen
- Tussendoormaaltijden leveren een belangrijke bijdrage aan de totale energie inneming (tot wel 30%)
Vet is belangrijk omdat een adequaat vet% bij sporters:
- Samengaat met blijvend goede prestaties
- Goede gezondheid zonder ondergewicht of overtraining bevordert
- De sporter in staat stelt een dieet te gebruiken met voldoende energie en nutriënten
Beïnvloeding energiebalans:
- Gewichtsreductie • Afname vetmassa • Afname vetvrije massa - Gewichtstoename • Toename vetmassa • Toename vetvrije massa
Spiermetabolisme
De energie voor spieractiviteit wordt door koolhydraten en vetten geleverd. Als de energievoorziening daarvan onvoldoende is dan levert de verbranding van eiwitten een bijdrage.
Koolhydraten en vetten worden in beperkte mate opgeslagen.
Vetten worden opgeslagen als:
- Triglyceriden in de adipocyten/vetcellen (bevinden zich in het onderhuids vetweefsel en
vetweefsel tussen de organen in de buikholte).
• Het meeste vet wordt op deze manier opgeslagen.
• Vetzuren in het vetweefsel worden vrij gemaakt door lipolyse en gereguleerd door het
enzym lipase. - Triglyceriden in de spiervezels
- Lipoproteïne en vrije vetzuren in de circulatie (bloedsomloop) maar een kleine hoeveelheid
Koolhydraten worden opgeslagen als:
- Glycogeen in de spieren en lever
- Glucose in de circulatie maar in een kleine hoeveelheid
• Het enzym glycogeen-6-fosfatase zorgt ervoor dat leverglycogeen wordt afgebroken tot glucose.
Metabole verschillen tussen koolhydraten en vetten:
- Vet: verbanding van 1 gram vet -> levert 39 kJ aan energie
• Vet is de meest efficiënte vorm van energieopslag
• Vetten = ‘langzame’ brandstofbron - Koolhydraat: verbranding van 1 gram KH -> levert 18 kJ aan energie
• Koolhydraten = ‘snelle’ brandstofbron
• De hoeveelheid energie die per tijdseenheid kan worden vrijgemaakt is bij de oxidatie van
glycogeen veel hoger dan bij vetoxidatie. Koolhydraten leveren dus sneller energie dan vet.
Factoren die de brandstofkeuze bij inspanning bepalen zijn
Spieren kunnen de brandstofkeuze aanpassen aan de omstandigheden.
1. inspanningsintensiteit, 2. trainingsstatus, 3. voedingstoestand:
- Inspanningsintensiteit
• Licht- tot middelmatig intensieve inspanning -> evenveel vetten als koolhydraten verbruikt.
• Middelmatig zware inspanning (50-60% v/h maximaal vermogen) -> hoogste vetverbranding
• Middelmatig tot hoge intensiteit (duur)inspanning (boven 70% v/h maximale vermogen) ->
koolhydraten (glycogeenvoorraad) belangrijkste energiebron
De hoeveelheid bruikbare koolhydraten speelt een belangrijke rol bij het leveren van prestatie. Het is dus van belang om de
glycogeenvoorraad voor inspanning te optimaliseren en
het gebruik van deze voorraden tijdens inspanning te
minimaliseren.
- Trainingsstatus
Regelmatige training is een belangrijke factor om de vetoxidatiecapaciteit te verhogen, beperkte glycogeenvoorraden te sparen en het prestatievermogen te verbeteren.
Effect van regelmatige training:
• Verbetert de conditie van hart, bloedvaten en longen
• Leidt tot adaptatie van het spierweefsel
o Duurtraining verhoogt het aantal én de grootte van de mitochondriën -> spieren
kunnen beter aan de energiebehoefte voldoen en beter vet verbranden tijdens
inspanning.
• Leidt tot verhoogde capaciteit om koolhydraten op te slaan
o Getrainde atleten kunnen wel tot 50% meer glycogeen in hun spieren opslaan • Zorgt ervoor dat een inspanningsintensiteit langer kan worden volgehouden voordat de
glycogeenvoorraad opraakt en men moet stoppen.
- Voedingstoestand
• Vóór inspanning de glycogeenvoorraad optimaliseren:
o Door het verlagen van vet en verhogen van koolhydraten in de voeding
(‘koolhydraat stapelen’)
• Tijdens inspanning endogene voorraden aanvullen:
o Koolhydraatinname tijdens middelmatige-hoge intensiteit (>45 min) kan het prestatievermogen verbeteren.
o Glucose, glucose polymeren, maltose, sucrose en oplosbaar zetmeel kunnen sneller verbrand worden dan fructose en galactose.
o Topatleten en recreatieve sporters hebben evenveel baat bij het gebruik van sportdranken tijdens duurinspanning.
• Na inspanning de lege glycogeenvoorraad aanvullen:
o Bij normale voeding is de glycogeenvoorraad na 24 uur weer aangevuld.
o Voor een snellere aanvulling is een koolhydraatinnname van 1.0-1.2 g/kg per uur
nodig -> koolhydraat hersteldranken kunnen een oplossing zijn.
Vochtbalans:
- Is de hoeveelheid vocht die het lichaam nodig heeft voor noodzakelijke processen en de
hoeveelheid vocht die het lichaam binnenkrijgt. - Heeft te maken met de energiebalans en warmteafgifte.
- Vochtverlies tijdens inspanning = gewicht voor – gewicht na + hoeveelheid gedronken vocht
Inspanning kost energie en levert warmte, als inspanning wordt verricht dan is:
- 25% kinetische energie (= energie die voor arbeid/inspanning wordt gebruikt)
- 75% warmteproductie
o Die warmte moet het lichaam kwijt raken ander raakt het oververhit. o Warmte→lichaamstemp. stijgt→verdamping + vocht/zweet
Zuurstofverbruik:
- In rust: 4 ml per kg lichaamsgewicht/min
• ♂ 70kg = 280ml zuurstof per minuut - Bij inspanning stijgt de zuurstofbehoefte
• Bijv. marathon (2,5 uur) ♂ 70kg = 4L zuurstof per minuut
Zweetproductie:
- Afhankelijk van:
• Type sport/activiteit
• Intensiteit van de activiteit (hardloopsnelh. vs zweetsnelh.)
• Omgevingstemperatuur
• Vochtigheidsgraad - Grote individuele verschillen
• Een getraind persoon heeft meer zweetklieren, vooral op de plekken die getraind zijn.
• Per uur intensieve sportbeoefening = gemiddeld een liter aan zweetproductie.
o Gemeten zweetverlies bij marathonlopers: ≥6 liter per wedstrijd.
Routes warmteopname tijdens inspanning
- Luchttemperatuur /luchtvochtigheid
- Zonnestraling
- Gereflecteerde zonnestraling
- Warmtestraling lucht
- Warmtestraling grond
- Spier contractie
- Metabole opslag
- Arbeid
Routes warmteafgifte tijdens inspanning
- Zweet
- Ademhaling
- Huiddoorbloeding
Redenen waarom niet wordt voldaan aan vochtbehoefte:
- Grote individuele verschillen
• Waardoor vochtbehoefte verkeerd kan worden geschat - Drinken past vaak niet in het trainingsschema
- Geadviseerde hoeveelheid te groot om in te nemen
- Tegenstrijdige adviezen (koude/warme dranken)
• Waardoor verwarring ontstaat bij de sporter - Vochtbeperking voor het halen van gewichtsklasse
• Bijv. bij judo - Vochtbeperking om diurese te voorkomen
- Missen van drinkmomenten tijdens wedstrijd
- Onwetendheid (samenstelling drank, warmte)
Verstoring van vochtbalans kan optreden door:
- Zweten (verlies van vocht en zouten)
- Te weinig drinken
- Te veel drinken van ongeschikte dranken (bijv. water
zonder zouten, alcohol, energiedranken) - Plotselinge hoge inspanning
- Ziektes (diarree)
Signalen van vochttekort (uitdroging/warmte-uitputting):
- Droge keel
- Koude neus
- Bleke huid
- Misselijk
- Duizelig
- Kramp, zwakte, braken
- Shock
Dehydratie en prestatie:
- Dehydratie van ≥ 1% lichaamsgewicht • ↓ prestaties - Dehydratie van ≥ 5% lichaamsgewicht • ↓↓ prestaties met ongeveer 30% • Coördinatie wordt slechter en reactievermogen minder
Wat te doen bij dehydratie:
- Naar koele plek
- Polsen, nek en voorhoofd koelen
- Hypotone of isotone drank drinken
• Water en zout toevoegen - Voldoende tijd nemen om op krachten te komen
- Beste effect:
• Water en vocht met glucose en elektrolyten - Algemeen advies: 50% meer vocht dan zweetverlies
Rehydratie
Het doel van rehydratie = tegengaan daling plasmavolume ➔ Verbetert cardiale output
➔ Verhoogt bloedstroom
➔ Verhoogt warmteverlies
➔ Vermindert stijging kerntemperatuur
Advies = de sporter 50% meer vocht dan zweetverlies te laten drinken Beste effect = water en vocht met glucose en elektrolyten
Optimale vochtbalans door:
- Voor de inspanning: • Optimalisatie van de hydratiestatus • Start 1 dag vooraf (topping-up) • Meer drinken dan normaal/gewend • Urine moet kleurloos zijn - Tijdens inspanning: • Vocht en brandstoffen • 150-300 ml per keer elke 15 min - Na inspanning: • Rehydratie (150% gewichtsverlies) en herstel • Vochttoevoer tot uren na inspanning
Functie (sport)dranken:
aanvullen van de energie die het lichaam tijdens inspanning verbruikt en bijvullen van vochten en zouten die door zweten verloren gaan.
Sportdranken:
- Rehydratiedranken en/of energiedranken
- Om tijdens het sporten watertekorten op te heffen
- Bevatten extra mineralen (zouten) om verlies van elektrolyten door zweten te compenseren
Hersteldranken:
- Bevatten meer koolhydraten
- Voor het aanvullen van energiereserves na sporten