Vocabulary - Part 5 Flashcards
1
Q
To save
A
Besparen
2
Q
Increases
A
Stigjt
3
Q
Accessible
A
Bereikbaar
4
Q
Disturbing / defect
A
Storing
5
Q
Naar de straat
A
Bij mij in de straat
6
Q
Spicy
A
Scherp / Pittig / Pikant / Heet
7
Q
Opposite
A
Tegenover
8
Q
Preferrably ā> (imp word for writing and speaking)
A
Liever
Ex: Liever in het restaurant
9
Q
That is great
A
Dat is afgesproken
10
Q
Near the window
A
Bij het raam
11
Q
Occupied
A
Bezet
12
Q
Sparking water
A
Sparood
13
Q
It is coming / on the way
A
Dat komt eraan
14
Q
Im on the way
A
Ik kom eraan
15
Q
Crazy about
A
Gek op
16
Q
To experience
A
Meemaken
17
Q
To arrive / to get
A
Aankomen
18
Q
Luck
A
Geluk
19
Q
Sold out
A
Uitverkocht
20
Q
Bad luck
A
Pech
21
Q
Later
A
Straks