Grammatica - Part 1 Flashcards

1
Q

Conjuncties

A

En
Maar
Of
Due
Want

All of these are coordinating Conjunctions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Completely stopped

A

Stopt met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

When joining 2 sentences if first sentence has modal, then

A

second sentence will have modal verb too

Note: Almost in many cases, but not all the time

Wij willen naar het centrum gaan want wij willen boodschappen doe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geeft Eddy les op mandaag of geeft eddy les op dinsdag

A

Or

Gaat hij naar de bieb ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Usage of en

A

Wij drinken koffie in de kantine en wij vinden de koffie lekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Usage of dus

A

U mag hier met parkeren dus u moet een andere plaats vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Usage of en

A

Die jurk kost 95 euro en die broek kost 50 euro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Difference between Dus and Daarom

A

Dus is conjunction, and meaning is So/that is why

Daarom is not conjunction, and meaning is That is why/therefore

Inversion must be when daarom is used

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ik ben vandaag moe, dus ik blijf in bed

Use it with daarom, now

A

Ik ben vandaag moe, daarom blijf ik in bed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Other examples of daarom usage

A

De winter is koud daarom draag ik mijn jas

De jas is te duur daarom koop ik die niet

Mijn kantoor is ver weg daarom ga ik met mijn auto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Suboordinating conjunctions

A

Omdat, Dat, Terwijl, Zodra, Hoewel, Toen, Nadat, Voordat, Zodat, Als

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly