vocabulary lesson 2 Flashcards
to ransom
losgeld eisen
to lease
verhuren
to head for
gaan naar
to assemble
samenbrengen, verzamelen
to elaborate
meer informatie geven over
to command
bevelen
to roam
rondzwerven
to acquit (acquitted)
vrijspreken
to repulse
afstoten
to convert
bekeren
to recount
vertellen
to canonise
heilig verklaren
to (be) scourge(d)
iemand geselend / gegeseld worden
to maintain
onderhousen
to worship
aanbidden
an anchorage
een ankerplaats
a clerck
een secretaris (schrijver)
a cloth
laken, stof
a wharf (warves)
werk, loskaai
a grammar school
middelbare school (klassieke humaniora)
arithmetic
rekenkunde
a courtier
een hoveling (iemand die aan het hof leeft)
a squire
een schildknaap
wages
loon
a lady-in-waiting
een hofdame
customs
douane
a hide
een dierenvel, huid
a patron
een patroon, een beschermheer
justice of the Peace
een vrederechter