Vocabulary : Human Resources Flashcards
1
Q
to apply for
A
solliciteren
2
Q
an application
A
een sollicitatie
3
Q
an aplicant
a candidate
a job seeker
A
een sollicitant, kandidaat
4
Q
an application form
A
een sollicitatieformulier
5
Q
an application letter
A
een sollicitatiebrief
6
Q
a curriculum vitae
a resumé
A
een cv
7
Q
a job interview
A
een sollicitatiegesprek
8
Q
an occupation
a profession
A
een beroep
9
Q
to hire
to recruit
A
aanwerven
10
Q
to appoint
A
aanstellen, benoemen
11
Q
recruitment
A
aanwerving
12
Q
to shortlist
A
in de voorselectie opnemen
13
Q
a shortlist
A
een voorselectie
14
Q
to headhunt
A
via een headhuntersbureau zoeken naar…
15
Q
a headhunter
A
een headhunter
16
Q
to assess
A
beoordelen
17
Q
assessment
A
evaluatie
18
Q
(a) performance appraisal
a performance review
A
functioneringsbeoordeling
19
Q
a SWOT analysis
A
een SWOT-analyse
20
Q
a vacancy
A
een vacature
21
Q
vacant
A
vacant
22
Q
a job ad
a job advertisement
A
een vacaturebericht
23
Q
a responsibility
A
een verantwoordelijkheid
24
Q
a referee
A
een referentie, persoon die een referentie geeft
25
a reference
een referentie, aanbeveling
26
a testimonia/recommendation
a letter of recommendation
een aanbevelingsbrief
27
a job description
a job profile
een taakomschrijving
28
to qualify
to qualify for
afstuderen
in aanmerking komen voor
29
a qualification
een diploma of een kwaliteit
(afhankelijk van de context)
30
a degree
een diploma
31
qualified
bevoegd
32
to advise
raad geven
33
advice
advies
34
best practices
goede voorbeelden
35
an employment agency
een tewerkstellingsbureau
36
to temp
een tijdelijke functie invullen
37
a temporary worker
a temp
een tijdelijke werkkracht
38
job-sharing
een duobaan bekleden
39
seasonal work
seizoensgebonden arbeid
40
the labour market
de arbeidsmarkt
41
to employ
tewerkstellen, aanwerven
42
employment
tewerkstelling
43
an employer
een werkgever
44
an employee
een werknemer
45
the workforce
de groep van werknemers
46
a supervisor
een chef, baas
47
an intern
a trainee
an apprentice
een stagiair
48
an internship
a traineeship
an apprenticeship
een stage
49
a probation period
een proefperiode
50
on-the-job training
opleiding op het werk
51
in-house training
interne opleiding
52
vocational training
beroepsopleiding
53
working conditions
the working environment
arbeidsomstandigheden
54
working hours
werkuren
55
to do/ work overtime
overuren werken
56
work-life balance
evenwicht tussen werk en vrije tijd
57
an asset
een troef, kwalitiet
58
a skill
an ability
een vaardigheid
59
skilled
geschoold
60
skilful, skillful
vaardig
61
unskilled
ongeschoold
62
proficient
begaafd
63
self-motivated
uit zichzelf gemotiveerd
64
computer-literate
vaardig in het gebruik van een computer
65
proactive
proactief
66
flexible
flexibel
67
flexibility
flexibiliteit
68
punctual
stipt
69
a team player
een teamspeler
70
a self-starter
iemand met veel zin voor initiatief
71
troubleshooting
problemen oplossen
72
to procrastinate
talmen, uitstellen
73
a procrastinator
iemand die uitstelgedrag vertoont
74
equity
billijkheid; rechtvaardigheid
75
inclusion
inclusiviteit
76
affirmative action
positive discrimination
reverse discrimination
positive discriminatie
77
an equal-opportunities programme
een gelijkekansenbeleid
78
to discriminate against
discrimineren
79
wage discrimination
loondiscriminatie
80
gender
geslacht
81
the gender pay gap
loonkloof op basis van geslcaht
82
the glass ceiling
het glazen plafond
83
ag(e)ism
discriminatie op basis van leeftijd
84
bias
vooroordeel
85
a company
een onderneming, bedrijf
86
a corporation
een grote onderneming
87
corporate
bedrijfs-
88
an executive
een leidinggevend persoon, kaderlid
89
a CEO (Chief Executive Officer)
algemeen directeur
90
a CFO (Chief Financial Officier)
financieel directeur
91
to report to
rapporteren aan
92
staff
personnel
personeel
93
a subordinate
een medewerker
94
an entrepreneur
een ondernemer
95
entrepreneurship
ondernemerschap
96
Human Resources
HR
de personeelsafdeling
97
a colleague
a co-worker
een collega
98
a white-collar worker
een bediende
99
a blue-collar worker
een arbeider
100
the self-employed
zelfstandigen
101
(a) consultancy
professioneel advies, consulting
102
a consultant
een consultant
103
to strike
a trade union
staken
104
a labor union (US)
een vakbond
105
(a) remuneration
(a) compensation
pay
verloning
106
a salary
een salaris
107
an income
een inkomen
108
gross/ net income
bruto/ netto-inkomen
109
a wage
een loon
110
the minimum wage
het minimumloon
111
the poverty line
de armoedegrens
112
to earn
verdienen
113
to make money
to earn a living
geld verdienen
114
a (pay) rise
raise
loonsverhoging, opslag
115
the payroll
totale loonlast van een organisatie
116
a fringe benefit
a perk
een extralegaal voordeel
117
an incentive
een stimulans
118
expenses
onkosten
119
an expense account
onkostenvergoeding
120
a bonus
een bonus
121
a commission
een commisie
122
to promote
promoveren
123
(a) promotion
(een) promotie
124
the career ladder
de carrièreladder
125
career prospects
carrièremogelijkheden
126
job security
werkzekerheid
127
to lay off
to let go
to dismiss
to make redundant
to fire/sack (informal)
ontslaan
128
to resign
to quit
ontslag nemen, opstappen
129
layoff
redundancy
ontslag
130
outplacement
ontslagbegeleiding
131
severance pay
ontslagvergoeding
132
a golden parachute
a golden goodbye
een gouden handdruk
133
to retire
met pensioen gaan
134
retirement
pensioen
135
sick leave
ziekteverlof
136
parental leave
maternity leave
paternity leave
ouderschapsverlof
moederschapsverlof
vaderschapsverlof
137
flextime
flexibele tijdsindeling
138
teleworking
telecommuting
telewerk
139
unemployment
werkloosheid
140
unemployment benefit
werkloosheidsvergoeding
141
unemployed
on the dole
werkloos
142
social security
sociale zekerheid
143
the welfare state
de zorgingsstaat
144
to graduate
afstuderen
145
a graduate
een afgestudeerde
146
to enrol
enroll
zich inschrijven
147
tuition fees
studiegeld
