vocabulair francais Flashcards
een vriendschap
une amitié
een vrijwilliger/ een vrijwilligster
un bénévole/ une bénévole
de warmte
la chaleur
een sprookje
un conte de fées
een drama
un drame
een etiket
une étiquette
een kamerjongen/ een kamermeisje
un homme de chambre/ une femme de chambre
het gras
l’herbe
de ironie
l’ironie
een vreemde taal
une langue étrangère
een softwareprograma
un logiciel
de lengte
la longueur
een wereld
un monde
een pandemie
un pandémie
een rol toiletpapier
un rouleau de papier toilette
een dakloze
een sans-abri/ une sans-abri
een glimlach
un sourire
vreemd
étrange
idioot
idiot/ idiote
hoogbegaafd
surdoué/ surdouée
klasseren
classer
uitknippen
découper
verspreiden
distribuer
imiteren
imiter
memoriseren
mémoriser
durven
oser
opzeggen
réciter
zich voegen bij
rejoindre
herhalen
réviser
redden
sauver
zich ergens tussen wringen
se glisser entre
zich zetten
se poser
voortslepen
trainer
verbinden
unir
veilig
à l’abri
tot het einde gaan
aller au bout
zijn CV afgeven
déposer son CV
bezig zijn
être occupé
het volstaat dat
il suffit que (+ subj)
volhouden
tenir le coup
in verband met
à propos de
op de bodem van
au fond de
naast mekaar
côte à côte
meer
davantage