definities 2de semester 4de middelbaar Flashcards

1
Q

de industriële samenleving

A

de samenleving waar de meeste mensen hun inkomen halen uit industriële activiteiten of aanverwante activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de vrijemarkteconomie

A

een economisch systeem waarin vraag en aanbod bepalend zijn en waarin privéondernemers een grote rol spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de multicausaliteit

A

als er meerdere oorzaken aan de basis liggen van een gebeurtenis of proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de technologische revolutie

A

een ingrijpende verandering die veroorzaakt wordt door technologische innovaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het algemeen enkelvoudig kiesrecht

A

elke burger krijgt één stem bij verkiezingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het cijnskiesrecht

A

enkel burgers die een aanzienlijk bedrag belastingen betalen, krijgen een of meerdere stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de grondwet

A

de wet van een land die de burgerrechten en bestuurlijke structuur van dat land bepaalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de impeachment

A

een proces waarbij de Amerikaanse president door het Congres afgezet kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de rechtstaat

A

een staat waarin de rechten en vrijheden van de burger beschermd zijn tegen andere burgers en de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het verlicht despotisme

A

een vorm van absolutisme waarbij de vorst verlichte ideeën heeft, maar ook alle macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het vetorecht

A

de bevoegdheid om een genomen besluit tegen te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

censuur

A

het verbergen van informatie of het beperken van meningen door de machthebbers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het empirisme

A

de kennistheorie die ervan uitgaat dat kennis in de eerste plaats voorkomt uit ervaring en experiment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het liberalisme

A

een filosofische stroming die streeft naar zoveel mogelijk vrijheid voor het individu en zo weinig mogelijk beperkingen door de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

populariseren

A

iets voor een groot publiek verstaanbaar maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De volkssoevereiniteit

A

de macht van de staat ligt bij het volk

17
Q

de huisnijverheid

A

de ambachtelijke productie van goederen in eigen huis, soms in loondienst, soms als zelfstandige arbeider

18
Q

Het absolutisme

A

een staatsvorm waarbij de heerser alle macht in handen heeft

19
Q

het mercantilisme

A

een economisch beleid dat de import afremt en de export stimuleert

20
Q

de parlementaire monarchie

A

een staatsvorm met een parlement

21
Q

protectionisme

A

overheidsmaatregelen om de eigen economie te beschermen

22
Q

staatsmanufactuur

A

een grote werkplaats van de overheid waar veel arbeiders op grote schaal producten maakten

23
Q

souverein

A

autonoom, niet afhankelijk van een hoger gezag

24
Q

het dogma

A

een stelling die als onbetwistbaar wordt beschouwd

25
de industriële revolutie
de verandering van ambachtelijk geproduceerde goederen naar machinaal geproduceerde (massa)produchten
26
het rationalisme
de filosofische stroming met de rede als voornaamste bron