Vocabolario 100-199 Flashcards
1
Q
kapper
A
il parucchiere
2
Q
misschien
A
forse
3
Q
nu
A
adesso
4
Q
fietspad
A
la pista ciclabile
5
Q
helder
A
luminoso
6
Q
duister
A
buio
7
Q
zich somber maken
A
deprimersi
8
Q
probleem
A
il problema
9
Q
badjas
A
l’accappatoio
10
Q
snel
A
veloce
11
Q
vertellen
A
raccontare
12
Q
nat worden
A
bagnarsi
13
Q
ontsnappen
A
scappare
14
Q
gas
A
il gas
15
Q
gezondheidszorg
A
il settore sanitario
16
Q
zich ontwikkelen
A
svilupparsi
17
Q
genoeg
A
abbastanza
18
Q
vijand
A
il nemico
19
Q
belang
A
l’importanza
20
Q
demonstratie
A
la dimostrazione
21
Q
verwennen
A
viziarlo
22
Q
lukken
A
riuscire
23
Q
geluid
A
il suono
24
Q
lawaai
A
il rumore
25
belasting
le tasse
26
winnen
vincere
27
doel
l'obiettivo
28
regering
il governo
29
afschaffen
abolire
30
milieu
l'ambiente
31
meerderheid
la maggioranza
32
jeugd
infanzia
33
leugen
la bugia
34
hamster
il criceto
35
konijn
il coniglio
36
tijger
la tigre
37
eerlijk gezegd
onestamente
38
historisch gezien
storicamente
39
blijven
rimanere
40
waarden
i valori
41
aanvallen
attacare
42
weghalen
togliere
43
spraakzaam
loquace
44
lastigvallen
tormentare
45
ziekte
la malattia
46
streng
severo
47
uitbarsting
la sfuriata
48
bekvechten
litigare
49
slaan
picchare
50
melancholie
la malinconia
51
verveling
la noia
52
dwingen
costringere
53
feestje
la festicciola
54
schrijver
lo scrittore
55
België
Belgio
56
toewijzen
allocare
57
pretpark
il parco di divertimenti
58
debat
la discussone
59
zich aantrekken
attirarsi
60
dronken
ubriache
61
stoned
fatto
62
high
lo sballo
63
dronken worden
ubriacarsi
64
geluk
la fortuna
65
donker haar
capelli moro
66
kaal
calvo
67
brengen
portare
68
dragen
indossare
69
oorbellen
i orecchini
70
lelijk
brutto
71
aantrekkelijk
attraente
72
ijdel
vanitoso
73
ik heb geen zin
non mi va
74
vooral
sopratutto
75
duwen
spingere
76
verkeerd
sbagliato
77
ontdekken
scoprire
78
beide
entrambe
79
verankeren
ancorare
80
vallen
cadere
81
vastzetten
incarcere
82
vertellen
narrare
83
vertrouwen
la fiducia
84
weggaan
andare via
85
wijdverspreid
molto diffuso
86
ten opzichte van
rispetto a
87
daarom
dunque
88
wie dan ook
chiunque
89
neersteken
pugnalare
90
darm
il budello
91
worst
la budella
92
in plakken snijden
affettare
93
goed doen
fare del bene
94
kwaad doen
fare del male
95
waarschijnlijk
magari
96
verschil tussen
la differenza tra
97
doos
la scatola
98
nietje
la graffetta
99
netwerk
la rete
100
meer dan normaal
più del normale
