voc theater Flashcards
Drama
Literair genre bestemd om gespeeld te worden op toneel en bij uitbreiding alle verhalen die bestemd zijn om door acteurs opgevoerd te worden (ook op televisie en film) Ook : droevig en aangrijpend voorval
Komedie
Blijspel, toneelstuk bedoeld om toeschouwers te vermaken, aan het lachen te brengen
Scène
Tafereel, afgebakend fragment van een toneel. Ook: podium; Bij de Grieken: gebouwtje in het Griekse theater dat dienst deed als kleedkamer en waaruit de acteurs te voorschijn kwamen.
Scenograaf
Persoon die voor één voorstelling decor (en kostuums) ontwerpt.
Scenografie
Invullen van de ‘lege’ ruimte van het podium of speelvlak met decor, licht en kostuums
Theater
Woorden met verschillende betekenissen: het gebouw waar toneelvoorstellingen worden gespeeld, de voorstellingen zelf, het wereldje van toneelmakers, ook figuurlijk: drukte, gedoe
Toneel
het podium en wat daarop te zien is, ook synoniem voor ‘scene’. Figuurlijk: plaats waar iets gebeurt
Tragedie
Treurspel, een toneelstuk dat draait rond aangrijpende of tragische gebeurtenissen
Productieproces
(van een theaterproductie) een hele machinerie waarin elk radertje even belangrijk is: alle medewerkers zijn evenwaardig, ook diegene die nooit voor het voetlicht komen
Auteur
Schrijver
Improvisatie
niet vertrekken vanuit een bestaande tekst
Repetitieperiode
Een lezing voor een voorstelling duurt meestal 6 tot 8 weken en start daarna met een eerste repetitieperiode
Regieassistente
Assistent van de regisseur, noteert beslissingen en wensen van de regisseur, neemt soms een repetitie over
Souffleur
Persoon die tijdens de voorstelling de tekst voorzegt als acteurs uit hun tekst vallen
Regisseur
Artistiek leider verantwoordelijk voor het artistieke eindresultaat, hij werkt met de acteurs aan tekstzegging, manier van beweging, enscenering, … Hij bedenkt een concept (zijn geheel eigen visie op het stuk)