voc presentations et usages Flashcards
elkaar de hand schudden
se serrer la main
iemand leren kennen
faire la connaissance de quelqu’un
iemand groeten 2
saluer quelqu’un / dire bonjour ou au revoir
elkaar kussen 2
s’embrasser / faire la bise
een kus 3
un baiser / un bisou / une bise
op einde van mail of tel. tussen familieleden 4
je t’embrasse / bisous / gros bisous / grosses bisses
jij-zeggen
tutoyer
u-zeggen
vouvoyer
onbeleefd
impoli
beledigend
insultant
aangenaam om u te leren kennen
enchanté de vous connaître
dankjewel
je te/vous remercie
graag gedaan 2
je t’/vous en prie / il n’y a pas de quoi
sorry 2
excusez-moi / pardonnez-moi
het spijt me
(je suis) désolé
het is niets 2
je vous en prie / ce n’est pas grave
doet u maar, gaat u maar
je vous en prie
hoe gaat het met jou
comment vas-tu
hoe gaat het met u
comment allez-vous
alles oke?
ça va?