VOC plagiaat en taalvariatie Flashcards

1
Q

fraude plegen

A

vervalsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

consequentie

A

gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

strikt genomen

A

eigenlijk, volgens de regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

genereren

A

produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

klakkeloos

A

zonder na te denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

classificeren

A

categoriseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

door de mand vallen

A

betrapt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

integriteit

A

eerlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aan het licht komen

A

oplichterij die bekend wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fraude

A

bedrog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

op grote schaal

A

veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

omvang

A

in deze hoeveelheden, de grootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zich bezondigen aan

A

plegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de reputatie hebben

A

bekend zijn om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

doceren

A

frontaal lesgeven (=alleen de leerkracht praat, de leerlingen zwijgen en luisteren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

iets stiefmoederlijk behandelen

A

ergens weinig aandacht aan besteden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de zelfverloochening

A

jezelf voorliegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

nabauwen

A

herhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

neerlandistiek

A

de wetenschap die zich bezighoudt met de Nederlandse taal een literatuur

20
Q

lichtzinnig

A

ondoordacht, dom

21
Q

van weleer

A

van vroeger

22
Q

de miskenning

A

de onderwaardering, onderschatting

23
Q

in het reine komen met jezelf

A

jezelf erkennen zoals je bent

24
Q

talig bereik

A

hoe ver onze taal strekt

25
bandwijdte
bereik
26
genuanceerd
niet eenzijdig (betekent 2 kanten dus zowel ja als nee ofs)
27
laks
niet streng
28
navolgen
meelopen
29
NT2
Nederlands als tweede taal
30
quasi
bijna
31
visceraal
diepgeworteld
32
onthouden
weigeren, ontzeggen
33
participeren
deelnemen
34
de verheerlijking
de aanbidding
35
rigoureus
heel streng
36
de veronachtzaming
de verwaarlozing, 'slecht verzorgen'
37
uit de voeten kunnen
ergens aan de slag (mee) kunnen
38
hiërarchisch
opgebouwd uit rangen en standen
39
evenzeer
in even hoge mate
40
verketterd
verdoemd, afgekeurd, veroordeeld
41
de registergevoeligheid
opmerkzaamheid in verschillende talige situaties
42
het discours
betoog
43
de erkenning
de waardering
44
citeren
overnemen
45
sjoemelen
frauderen
46
zich niet beperken tot
verder reiken dan