voc p195-196 Flashcards
0
Q
Dopen
A
To baptise
1
Q
Toeschrijven aan
A
To attribute to
2
Q
Shakespeare-verering
A
Bardolatry
3
Q
Kort
A
Brief
4
Q
Acteursdirecteur
A
Casting director
5
Q
Dopen
A
To christen
6
Q
Kleedkamer
A
Cloakroom
7
Q
Mededinger
A
Contender
8
Q
Zetel bij de psychiater, sofa
A
Couch
9
Q
Hert
A
Deer
10
Q
Afstammeling
A
Descendant
11
Q
Hoofdpersonen
A
Dramatis personae
12
Q
Te weiten aan
A
Due to
13
Q
Weglopen om te trouwen
A
To elope
14
Q
Tarief, vergoeding
A
Fee
15
Q
Gallery seats
A
Balkon
16
Q
Toeschouwer rond de scène
A
Groundling
17
Q
Kinderjaren
A
Infancy
18
Q
Spotten met
A
To mock
19
Q
Te wijten aan
A
To owe too
20
Q
Parochiekerk
A
Parish church
21
Q
Pest
A
Plague
22
Q
Toneelschrijver
A
Playwright
23
Q
Stropen
A
To poach
24
Voorwerp, rekwisiet
Prop
25
Voorspoed hebben, het goed doen
To prosper
26
Kopen
To purchase
27
Veer op mee te schrijven
Quill
28
Wraak
Revenge
29
Schipbreuk
Shipwreck
30
Huwelijkskandidaat
Suitor
31
Martelen
To torture
32
Opvrijen
To woo
33
O-vormig theater
Wooden-o
34
Binnenkoer
Yard