Voc p 55-56 Flashcards
1
Q
de vrijwilliger
A
le bénévole
2
Q
de gift
A
le don
3
Q
de inzet
A
l’enjeu
4
Q
de middelen
A
les moyens
5
Q
het doel
A
l’objectif
6
Q
het weeshuis
A
l’orphelinat
7
Q
het ontwikkelingsland
A
le pays en voie de développment
8
Q
de dakloze
A
le sans-arbi
9
Q
de dakloze
A
le S. D. F. (sans domicile fixe)
10
Q
de vrijwilliger
A
le volontaire
11
Q
de vereniging
A
l’association
12
Q
het goede doel
A
la bonne cause
13
Q
de leefsomstandigheden
A
les conditions de vie
14
Q
de waardigheid
A
la dignité
15
Q
de vrijgevigheid
A
la générosité
16
Q
de strijd
A
la lutte
17
Q
de subsidie
A
la subvention
18
Q
de waarde
A
la valeur
19
Q
handelen
A
agir
20
Q
inzamelen
A
collecter
21
Q
bestrijden
A
combattre
22
Q
bijdragen tot
A
contribuer à
23
Q
zich inzetten, zich engageren
A
s’enganger
24
Q
uitsluiten
A
exclure
25
leiden tot
mener à
26
zich mobiliseren
se mobiliser
27
zich voeden
se nourrir
28
inzamelen
récolter
29
steunen
soutenir
30
toegankelijk
accesible
31
kansarm
défavorisé
32
minder begoed
démuni
33
menslievend, humanitair
humanitaire
34
arm, kwetsbaar
précarisé
35
kwetsbaar
vulnérable
36
ter hulp komen
venir en aide (à)
37
een strijd voeren
mener un combat
38
links laten liggen
laisser de côté
39
in nood
en détresse
40
levensnoodzakelijk
de première nécessité
41
ten voordelen van
en faveur de
42
op touw zetten
mettre sur pied
43
ten voordele van
au profit de
