uitdrukken van doelen Flashcards
1
Q
voor
A
pour + substantif/ pronom tonique
2
Q
om te
A
pour + infinitif
3
Q
om te
A
afin de + infinitif
4
Q
met het doel te
A
dans le but de + infinitif
5
Q
opdat
A
pour que + subjonctif
6
Q
opdat
A
afin que + subjonctif
7
Q
uit vrees dat
A
de peur que + subjonctif
8
Q
dus
A
donc + indicatif
9
Q
bijgevolg , dus
A
alors + indicatif
10
Q
op die manier, zo
A
ainsi + indicatif
11
Q
bijgevolg
A
par conséquent + indicatif
12
Q
daarom
A
c’est pourquoi + indicatif
13
Q
zo … dat
A
si … que + indicatif
14
Q
zo … dat
A
tellement … que + indicatif
15
Q
zoveel … dat
A
tant … que + indicatif
