Voc de base, p. 25-34 Flashcards
dit is niet met p. 29,33 en 34
een voorbeeld
Un exemple
een les(uur)
Une leçon (matière à étudier) / Un cours (une heure de cours)
een oefening
un exercice
een tekst
un texte
een taal
une langue
een taalgebruik
Un langage
een groep
un groupe
een huwelijk, trouw
un mariage
huwen, trouwen
(se) marier
ontploffen
exploser
oplossen
résoudre
verwachten
attandre qqn / qqchose
verwachting
les attentes (f)
steunen
soutenir
verdragen
supporter
slagen
réussir
opvolgen
succéder à
een ontgoocheling
une déception
de toekomst
le futur/ l’avenir (m)
een horloge
une montre
een (wand)klok
une horloge
het milieu
l’environnement (m)
het (sociale) milieu
le milieu (social)
het midden
le milieu
de (olijf)olie
L’huile (d’olive)
de benzine
l’essence
vreemd
Bizarre, étrange
zeldzaam
rare
vroeger
autrefois, avant
anders
autrement
gebruiken
utiliser / employer
verslijten
user
trainen
s’etraîner
rondhangen
traîner
trouwen met elkaar
se marier avec qqn
uithuwelijken
marier
koken
cuisiner / bouillir
bakken
cuire
een toren
une tour
een ronde, wandeling
un tour
een band
en lien
een bende, strook
une bande
abstract
abstrait
abnormal
anormal
comfortabel
confortable
financieel
financier (financière)
neutraal
neutre
perfect
parfait
sociaal
sociable (personnes), social (chose)
stabiel
stable
introvert
introverti
catastrofaal
catastrophique
persoonlijk
personnel
literair
littéraire
een avontuur
une aventure
een avonturier
un aventurier
een ervaring, experiment
une expérience
een chirurg
un chirurgien
een secretaris, secretaresse
un(e) secrétaire
een buitenlander, vreemdeling
un(e) étranger(ère)
een student
un(é) étudiant(e)
een inwoner, bewoner
un(e) habitant(e)
een personage
un personnage
literatuur
littérature
communiceren
communiquer
de communicatie
la communication
concluderen
conclure
een conclusie
une conclusion
consumeren
consommer
een consumptie
une consommation
coördineren
coordonner
een coördinatie
une coordination
Corresponderen
correspondre
debatteren
débattre
een debat
un débat
definiëren
définir
discussiëren
discuter
een definitie
une définition
een discussie
une discussion
uitdrukken
exprimer
een uitdrukking
une expression
introduceren
introduire
een introductie
une introduction
permitteren, toelaten
permettre
een toelating
une permission
minimaliseren
minimiser
relativeren
relativiser
investeren
investir
een investering
un investissement
trainen
s’entraîner
een training
un entraînement
hoofd
la tête
schouder
l’épaule (f)
borstkas
la poitrine
borst
le sein
elleboog
le coude
buik
le ventre
rug
le dos
pols
le poignet
billen
les fesses (f.)
achterwerk
le derrière
knie
le genou
kuit
le mollet
enkel
la cheville
arm
le bras
hand
la main
vinger
le doigt
been
la jambe
voet
pied
teen
l’orteil (m.)
tand
la dent
oor
l’oreille (f)
tong
la langue
voorhoofd
le front
oog, ogen
l’œil, les yeux
neus
le nez
mond
la bouche
lip
la lèvre
hals
le cou
wang
la joue
keel
la gorge
actief
actif
passief
passif
aanhankelijk, lief
affectueux, gentil
afstandelijk
distant
vriendelijk
gentil
agressief
agressif
grappig
amusant, drôle
ambitieus
abitieux
saai, eentonig
ennuyeux
vindingrijk
astucieux
moedig
audacieux, courageux
angsthaas
peureux
avontuurlijk
aventurier
rustig
calme
rusteloos, onrustig
agité
charmeur
charmeur
recht, eerlijk
droit
nieuwsgierig
curieux
corrupt
corrompu
geconcentreerd
concentré
verstrooid
distrait
zacht
doux, tendre
hard
dur
trouw
fidèle
ontrouw
infidèle
realistisch
réaliste
idéalistisch
idéaliste
conservatief
conservateur
progressief
progressiste
materialistisch
matérialiste
gevoelig
sensible
ongevoelig
insensible
sociaal
sociable
asociaal
asocial
spontaan
spontané
gesloten, verlegen
renfermé, timide