L'environnement et l'ecologie Flashcards

1
Q

De bescherming van het milieu

A

La protection/ sauvegarde de l’environnement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beschermen

A

protéger - sauvegarder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het respect voor de natuur

A

Le respect de la nature

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het beschermen van de biodiversiteit

A

La sauvegarde de la biodiversité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De bewustwording

A

La prise de conscience

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op wereldschaal

A

À l’échelle planétaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De groenen

A

Les écologistes/ les écoles ou les verts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De duurzame ontwikkeling

A

Le développement durable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De groene of duurzame economie

A

L’économie verte ou durable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het ecosysteem

A

L’écosystème

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een uitdaging voor het milieu

A

Un défi environnemental

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het recycleren – recycleren

A

Le recyclage - recycler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het hergebruik - hergebruiken

A

La récupération - récupérer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het afval sorteren - het sorteren

A

Trier les déchets - le tri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zero waste

A

Le zéro déchet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De overbodige verpakking

A

Les emballages superflus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wegwerpplastic

A

Le plastique à usage unique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

biologisch afbreekbaar

A

Biodégradable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Zijn hoeveelheid afval verminderen

A

Diminuer / réduire sa quantité de déchets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zijn levenswijze veranderen / aanpassen

A

Changer / modifier son mode de vie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De verspilling van natuurlijke bronnen

A

Le gaspillage des ressources naturelles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Het tekort aan energiebronnen

A

La pénurie de ressources énergétiques

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De kernenergie / de radioactiviteit

A

L’énergie nucléaire / radioactivité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Het radioactief afval

A

Les déchets radioactifs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

De fossiele brandstoffen

A

L’énergie fossile

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

De hernieuwbare energie

A

L’énergie renouvelable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

De energetische overgang

A

La transition énergétique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Het doemdenken

A

Le catastrophisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

De uitroeiing van bepaalde soorten

A

L’extinction de certaines espèces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bedreigde diersoorten

A

Des animaux en voie d’extinction ou les espèces animales menacées

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

De opwarming van de aarde

A

Le réchauffement climatique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

De klimaatverandering

A

Le changement climatique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Het klimaat

A

Le climat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Het smelten van de sneeuw

A

La fonte des neiges

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Het smelten van de ijskappen

A

La fonte des glaciers

36
Q

De zeespiegel

A

Le niveau des mers (et des océans)

37
Q

Het stijgen van de zeespiegel

A

La hausse du niveau des mers

38
Q

Het grondwater

A

La nappe phréatique

39
Q

Toegang tot drinkwater

A

L’accès à l’eau potable

40
Q

De waterverontreiniging

A

La contamination de l’eau

41
Q

Verontreinigen/ vervuilen

A

Contaminer

42
Q

De luchtkwaliteit

A

La qualité de l’air

43
Q

De lucht is vervuild

A

L’air est pollué

44
Q

Het fijn stof

A

Les particules fines

45
Q

De vervuilingspiek

A

Le pic de pollution

46
Q

De vervuilende producten

A

Les produits polluants

47
Q

De luchtvervuiling

A

La pollution atmosphérique

48
Q

De watervervuiling

A

La pollution aquatique

49
Q

De vervuiling van de zee

A

La pollution marine

50
Q

De grondvervuiling

A

La pollution des sols

51
Q

De vervuiling verminderen

A

Réduire la pollution

52
Q

Het afval van de industrie

A

Les déchets ou rejets industriels

53
Q

Schadelijk zijn voor het milieu

A

Être néfaste pour l’environnement

54
Q

De ecologische ramp

A

Le désastre écologique

55
Q

Genetisch gemanipuleerde organismen

A

Des OGM (organismes génétiquement modifiés)

56
Q

De broeikasgassen

A

Les émissions de gaz à effet de serre

57
Q

Uitstoten

A

émettre

58
Q

De CO₂

A

Le dioxyde de carbone

59
Q

Het gat in de ozonlaag

A

Le trou dans la couche d’ozone

60
Q

De gezondheid in gevaar brengen

A

Mettre en danger la santé

61
Q

Schadelijk voor de gezondheid

A

Toxique ou nocif pour la santé

62
Q

Onschadelijk voor de gezondheid

A

Inoffensif pour la santé

63
Q

De schadelijkheid

A

La nocivité / la toxicité/ la dangerosité

64
Q

De voedselketen is/ wordt bedreigd

A

La chaîne alimentaire est menacée

65
Q

De ontbossing

A

La déforestation ou le déboisement

66
Q

Een verergering van de situatie

A

Une aggravation de la situation

67
Q

De situatie verergert

A

La situation s’aggrave

68
Q

De droogte

A

La sécheresse

69
Q

De stijging van de temperatuur

A

La hausse des températures

70
Q

De hittegolf

A

La canicule

71
Q

Stijgen

A

Augmenter / s’élever/ être en hausse

72
Q

Een overstroming

A

Une inondation

73
Q

Het noodweer

A

Les intempéries

74
Q

Stortregen

A

Des pluies diluviennes

75
Q

Een modderstroom

A

Une coulée de boue

76
Q

Een aardbeving

A

Un tremblement de terre/ un séisme

77
Q

Een brand/ een bosbrand

A

Un incendie/ un feu de forêt

78
Q

Zich inzetten om oplossingen te bedenken

A

s’engager à trouver des solutions

79
Q

Zijn verantwoordelijkheid nemen

A

Prendre ses responsabilités

80
Q

De maatregelen tegen de vervuiling

A

Les mesures antipollutions

81
Q

Het regenwater opvangen / hergebruiken

A

Récupérer les eaux de pluie

82
Q

Zonnepanelen installeren

A

Installer des panneaux solaires

83
Q

De windmolens

A

Les éoliennes

84
Q

Het autodelen

A

Le covoiturage

85
Q

De traceerbaarheid van de producten

A

La traçabilité des produits

86
Q

een biolabel

A

Un label bio