Voc D4M2 Flashcards
1
Q
een ongeval
A
un accident
2
Q
een wonde
A
une blessure
3
Q
een mond
A
une bouche
4
Q
een arm
A
un bras
5
Q
een brandwonde
A
une brulure
6
Q
een haar, haren
A
un cheveu, des cheveux
7
Q
een hart
A
un coeur
8
Q
een zonneslag
A
un coup de soleil
9
Q
een tand
A
un dent
10
Q
een dokter
A
un docteur/ médecin
11
Q
een vinger
A
un doigt
12
Q
een rug
A
un dos
13
Q
een schouder
A
une épaule
14
Q
een maag
A
un estomac
15
Q
een knie
A
un genou
16
Q
een keel
A
une gorge
17
Q
een ziekenhuis
A
un hôpital
18
Q
een been
A
une jambe
19
Q
een tong
A
une langue
20
Q
een hand
A
une main
21
Q
een geneesmiddel
A
un médicament
22
Q
een neus
A
un nez
23
Q
een oog, ogen
A
un oeil, des yeux
24
Q
een oor
A
une oreille
25
een verband, pleister
un pansement
26
een voet
un pied
27
een steek
une piqure
28
een zalf
une pommade
29
een hoofd
une tête
30
een buik
un ventre
31
een gezicht
un visage
32
lopen
courir
33
parcourir
overlopen, afleggen
34
wenen, huilen
pleurer
35
buigen, vouwen
plier
36
lachen
rire
37
ruzie maken
se disputer
38
spotten met
se moquer de
39
glimlachen (naar)
sourire (à)
40
aanraken
toucher
41
tevreden
content(e)
42
boos
fâché(e)
43
gelukkig
heureux, heureuse
44
bezorgd, ongerust
inquiet, inquiète
45
jaloers
jaloux, jalouse
46
vrolijk, opgewekt
joyeux, joyeuse
47
ziek
malade
48
ongelukkig
malheureux, malheureuse
49
zenuwachtig
nerveux, nerveuse
50
gestresseerd
stressé(e)
51
droevig
triste
52
naar het ziekenhuis gaan
aller à l'hôpital
53
naar de dokter gaan
aller chez le médecin
54
een ziekenwagen bellen
appeler une ambulance
55
fris water drinken
boire de l'eau fraiche
56
een wonde ontsmetten
désinfecter une blessure
57
goed/slechtgezind zijn
être de bonne/mauvaise humeur
58
een wonde uitwassen
laver une blessure
59
een zalf aanbrengen
mettre une pommade
60
een verband aanbrengen
mettre un pansement
61
met een handdoek afdrogen
sécher avec une serviette
62
in de schaduw gaan zitten
se mettre à l'ombre
63
zich kwaad maken
se mettre en colère
64
zich goed/slecht voelen
se sentir bien/mal
65
zich goed/slecht voelen in zijn vel
se sentir bien/mal dans sa peau
66
zuigen op ijsblokjes
sucer des glaçons
67
een brandwonde onder water houden (van de kraan)
tenir une brulure sous l'eau (du robinet)
68
een geneesmiddel nemen
prendre un médicament
69
een insectensteek
une piqure d'insecte
70
een wespensteek
une piqure de guêpe
71
een bijensteek
une piqure d'abeille