voc actif 3 Flashcards
1
Q
de kleur, kleurschakering
A
le coloris
2
Q
het vooroordeel
A
le préjugé
3
Q
het stereotype
A
le stéréotype
4
Q
de bijnaam
A
le surnom
5
Q
het uiterlijk
A
(f) l’apparence physique
6
Q
de grap
A
la blague
7
Q
het zelfvertrouwen
A
la confiance en soi
8
Q
het verschil
A
la différence
9
Q
de belediging, het scheldwoord
A
(f) l’insulte
10
Q
de sexuele geaardheid
A
(f) l’orientation sexuelle
11
Q
de gevoeligheid
A
la sensibilité
12
Q
efficient
A
efficace
13
Q
grof, lomp
A
grossier
14
Q
handig
A
habile
15
Q
(on)handig
A
(mal)droit