Verhouding Flashcards

1
Q

Kernconcept Verhouding

A

De wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vorm geven aan deze verschillen. Het verwijst ook naar onderlinge betrekkingen tussen staten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Belangrijke vragen bij domein C: verhouding

A

“Hoe worden, op alle niveaus, schaarse en hooggewaardeerde zaken verdeeld, door wie en op grond van wat?”

“Wat zijn de gevolgen van deze verdeling tussen mensen voor de verhouding op alle niveaus?”

“Wat voor rol spelen landen/organisaties en multinationale bedrijven in de mondiale politiek?”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Domein C: Verhouding:

kernconcept verhouding;

hoofdconcepten?

A

Sociale gelijkheid/sociale ongelijkheid

macht/gezag

conflict/samenwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Domein C: Verhouding:

kernconcept vorming;

hoofdconcepten?

A

Cultuur

Ideologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Domein C: Verhouding:

kernconcept binding;

hoofdconcept ?

A

Politieke instituties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Domein C: Verhouding:

kernconcept verandering;

hoofdconcepten?

A

Staatsvorming

Globalisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Subdomein C1: Verhoudingen

A

Nationaal en Internationaal:
Ongelijkheid

Gedrag van nationale staten ten opzichte van elkaar, verklaard met behulp van theorieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ongelijkheid: nationaal en internationaal

A

De verhoudingen tussen mensen zijn veranderlijk en vaak problematisch omdat ze gekenmerkt worden door verschil en ongelijkheid. In iedere samenleving is sociale ongelijkheid in een of andere vorm geïnstitutionaliseerd.

Er kunnen kasten, standen en/of klassen onderscheiden worden en rangen die de verhoudingen in organisaties ordenen. Sociale ongelijkheid kan aanleiding geven tot conflicten in de vorm van verzet, opstand en revolutie en tot emancipatiebewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Realistische theorieën

A

De realistische theorieën beschrijven internationale verhoudingen als een machtsstrijd van allen tegen allen. Iedere staat zal de eigenbelangen behartigen en dat kan het beste als de staat machtiger wordt dan andere staten.

Machtsmiddelen van staten zijn:
Militaire macht (wapens, leger, organisatie)
Hulpbronnen (geld, olie, uranium)
Informatie (kennis, technologie, spionage)

Verklaring voor het gedrag van staten is het veiligheidsdilemma van staten: vergroting van macht om veiligheid te vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Marxistische theorieën

A

De Marxistische theorieën kijken naar de ongelijke internationale economische betrekkingen tussen staten en sociale klassen.
Er wordt onderzoek gedaan naar de onderliggende structuren, de kapitalistische productiewijze: je hebt de bezittende klasse en de niet bezittende (arbeiders)klasse.

Deze verschillen uiten zich internationaal: derde wereld landen worden onderdrukt. Internationale politiek is een strijd om economische middelen.
De landen hebben niet de touwtjes in handen, maar de economische elite heeft de touwtjes in handen> oorlogen en verdragen om deze belangen te dienen.

Landen willen bedrijven in hun landsgrenzen, vanwege de welvaart en de groeiende economie en dat zorgt weer voor meer macht. Bedrijven gaan daar zitten waar het vestigingsklimaat het beste is: ze willen zo min mogelijk bijdragen en zo veel mogelijk winst maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Liberale theorieën

A

De liberale theorieën verwerpen de notie van de realistische theorieën dat oorlog tussen staten een natuurlijk gegeven is.

Nadruk op de gemeenschappelijke belangen in plaats van op de tegenstellingen van staten.

Staten zijn wederzijds afhankelijk van elkaar.

Interdependentie: gebeurtenissen in het ene land hebben effect in een ander land.

Versterking van internationaal recht om de samenwerking en vrede tussen staten te bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sociaalconstructivisme theorieën

A

Nadruk op de belevingswereld van mensen met staten als onderdeel van de sociale werkelijkheid

Het beeld van de werkelijkheid bepaalt het handelen van de fysieke wereld.

Beslissingen worden gebaseerd op het beeld ‘wat juist lijkt om te doen’, dit beeld is aangeleerd.

Veranderend cultuur, socialisatie en identiteit, dan verandert het gedrag van staten ten opzichte van elkaar ook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verhouding: Sociale (on)gelijheid

A

Een situatie waarin verschillen tussen mensen, in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verhouding: mach/gezag

A

Macht: Het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de
handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.

Gezag: Macht die als legitiem beschouwd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verhouding: conflict/samenwerking

A

Conflict: Een situatie waarin individuen, groepen en/of staten elkaar tegenwerken om de eigen doelen te bereiken.

Samenwerking: Het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vorming: Cultuur

A

Het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.

17
Q

Vorming: Ideologie

A

Een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal uitmondend in ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke en politieke verhoudingen.

18
Q

Binding: Politieke insituties

A

Complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtsuitoefening en politieke besluitvorming reguleren.

19
Q

Verandering: Staatsvorming

A

De institutionalisering van politieke macht tot een staat.

20
Q

Verandering: Globalisering

A

Het proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden over zeer grote afstanden en over landsgrenzen heen.

21
Q

Vier soorten sociale ongelijkheid/ ongelijke verdeling van hulpbronnen

A
  • ongelijke verdeling van economische hulpbronnen, zoals geld en bezit. Dit kunnen ook schaarse en hooggewaardeerde consumptiegoederen zijn of het inkomen dat iemand verdient en het vermogen dat iemand bezit. Opleiding en beroepservaring worden eveneens tot de economische hulpbronnen gerekend omdat men door opleiding en ervaring kan werken en geld verdienen;
  • ongelijke verdeling van sociale hulpbronnen, zoals je netwerk;
  • ongelijke verdeling van symbolische hulpbronnen, zoals status en aanzien. Terwijl geld en bezit tastbaar en telbaar zijn, is iemands status niet zo makkelijk in een getal uit te drukken. Toch hebben verschillen in status en aanzien grote gevolgen voor waardering en behandeling van personen op grond van hun maatschappelijke positie en leefstijl.
  • ongelijke verdeling van politieke hulpbronnen, zoals macht en gezag. Dit kunnen middelen zijn om een bepaald gedrag van anderen af te dwingen, bijvoorbeeld fysieke (zoals militaire) of juridische dwangmiddelen;
22
Q

Sociale ongelijkheid Westerse samenlevingen

A

Groeiende ongelijkheid, opleidingsniveau belangrijke factor

23
Q

Politiek psychologische theorieën

A

Contacten tussen staten verlopen via mensen die individueel of in groepen vormgeven aan de verhoudingen tussen staten.

die verhoudingen hangen zeer nauw samen met de psyche van betrokkenen: staatshoofden, regeringsleiders, ministers van buitenlandse zaken, ministers van defensie, diplomaten, militaire kopstukken en andere mensen die in naam van een staat optreden in internationale aangelegenheden. Hun karakter, hun capaciteiten, hun attitudes, hun kennis, hun misvattingen, et cetera zijn in grote mate bepalend voor de internationale machtsverhoudingen.