Verbs + Prepositions Flashcards
1
Q
Agree with
A
Eens zijn met
2
Q
Apologise for
A
Verontschuldigen voor
3
Q
Appeal to
A
Een beroep doen op/ iemand om hulp vragen of steun
4
Q
Apply for
A
Solliciteren naar/ aanmelden voor
5
Q
Believe in
A
Geloven in
6
Q
Benefit from
A
Profiteren van
7
Q
Choose between
A
Kiezen tussen
8
Q
Cope with
A
Omgaan met
9
Q
Depend on
A
Hangt af van
10
Q
Insist on
A
Aandringen op
11
Q
Lead to
A
Leiden tot
12
Q
Refer to
A
Verwijzen naar
13
Q
Rely on
A
Vertrouwen op
14
Q
Result in
A
Resultaat van iets
15
Q
Specialise in
A
Specialiseren in