Phrases Flashcards
1
Q
Be punctual
A
Op tijd zijn
2
Q
Become more independent
A
Zelfstandiger worden
3
Q
Become more self-confident
A
Zelfverzekerd worden
4
Q
Cope with pressure
A
Omgaan met druk
5
Q
Earn trust
A
Vertrouwen verdienen
6
Q
Find solutions
A
Oplossingen vinden
7
Q
Improve communication skills
A
Verbeter communicatieve vaardigheden
8
Q
Learn teamwork
A
Teamwerk leren
9
Q
Learn the value of money
A
De waarde van geld leren
10
Q
Make judgements about situations
A
Oordelen over situaties
11
Q
Organise your time
A
Je tijd organiseren/inplannen
12
Q
Take dicisions
A
Beslissingen nemen