verbindingen Flashcards
Genoegen nemen met
To be satisfied with
Example: Ik moet genoegen nemen met een kleinere kamer.
In beslag nemen
To take up
Example: De politie heeft mijn telefoon in beslag genomen.
Opgaan aan
To be spent on (time, money, energy).
Example: Al mijn zakgeld gaat op aan videogames.
Kennismaken
To get acquainted with / To meet.
Example: Ik wil graag kennismaken met mijn nieuwe collega.
Omringen door
To be surrounded by.
Ze voelde zich veilig, omringd door haar vrienden.
rijk zijn aan
to be rich in
Example: Avocado’s zijn rijk aan vitamines.
Ervaring hebben met
To have experience with.
Heb jij ervaring met programmeren?
Geschikt zijn voor iets
To be suitable for something.
xample: Deze baan is geschikt voor mensen met een diploma.
Bijkomen van
To recover from
Example: Ik moet even bijkomen van die zware training.
Leiden tot
to lead to\result in
Example: Hard werken leidt vaak tot succes.
Lijden aan
To suffer from
Hij lijdt aan een zeldzame ziekte.
Betrokken zijn bij
To be involved in/with.
Ze is betrokken bij veel vrijwilligerswerk.
Bijdragen aan
To contribute to.
Iedereen moet bijdragen aan het project.
Eisen stellen aan
To set demands/requirements on.
example: De school stelt hoge eisen aan de leerlingen.