Vaktermen G, H, I, J, K, L, M, N en O Flashcards

1
Q

Garnituur

A

Een onderdeel van een gerecht, dat tegelijk met het hoofdbestanddeel wordt geserveerd. Een garnituur is het typerende bestanddeel van een schotel. Dikwijls ontleent een gerecht zijn naam hieraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gastrique

A

Inkooksel van witte wijn, dragonazijn, dragonstengels en sjalotten, basis van een bearnaisesaus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gazpacho

A

Koude Spaanse soep op basis van komkommer, tomaat, ui en paprika. De soep wordt op smaak gebracht met olijfolie en knoflook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geklaarde boter

A

Klaren is het helder maken van boter door ze te ontdoen van onzuivere bestanddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gelatine

A

Een kleurloos en geurloos bindmiddel voor bv. koude puddingen, dat glazig en geleiachtig bindt. Gelatine lost op in warme vloeistoffen. Het is verkrijgbaar in poedervorm en in blaadjes. Het wordt gewonnen uit beenderen en kraakbeen van dieren. Een vegetarisch alternatief is agar-agar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Glaceren

A

Het glanzend maken van een gerecht, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een dun laagje gelei op vis, vlees, wild of gevogelte. Het aanbrengen van een laagje suikerglazuur op patisserie.

GLACEREN VAN VLEES: voornamelijk wit vlees en gevogelte worden geglaceerd om het taaie, stugge bindweefsel te veranderen in een zacht, eetbaar product. Vlees glaceren kan drie kwartier tot enkele uren duren. Dat hangt af van het soort vlees, de grootte, de hoeveelheid en hoe gaar je het vlees wilt.
GLACEREN VAN GROENTEN EN FRUIT: het aanbrengen van een glimmend laagje op kleine groenten. Groenten worden eerst beetgaar gemaakt in bouillon en vervolgens aangefruit in een pan met wat boter waaraan een snuifje suiker, stroop of honing is toegevoegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gluten

A

Gluten zijn een complexe structuur van eiwitten die ervoor zorgen dat de luchtbelletjes die ontstaan tijdens het rijzen van gist niet kunnen ontsnappen. Hierdoor krijg je luchtig brood. Gluten zijn dus nodig om gist in brooddeeg goed te laten werken, maar ook om elasticiteit te geven aan het deeg van bijvoorbeeld pasta. Voor mensen met een glutenintolerantie zijn onder andere quinoa, maïs, gierst, rijst en boekweit glutenvrije alternatieven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gnocchi

A

Pasta op basis van aardappelen, ziet eruit als kleine afgeplatte cilinders met groeven. Zijn zeer snel klaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gratineren

A

Afwerken van een gerecht met een korstje van paneermeel, broodkruim of kaas in de oven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Grilleren of grillen

A

Het bruin en geheel of gedeeltelijk gaar maken van vlees, gevogelte, vis, groente of fruit bij een hoge temperatuur. Hierdoor krijgen voedingsmiddelen een knapperige, krokante korst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Guacamole

A

Dipsaus uit Midden-Amerika gemaakt van avocado, limoensap, tomaat, ui en specerijen. De saus wordt meestal opgediend bij maïschips.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hakken

A

Groeten of vlees zeer fijn snijden zonder een bepaalde vorm te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inkerven of inkepen

A

Ondiepe sneden maken in het oppervlak van vis om het zout er beter in te laten trekken en de vis sneller en gelijkmatiger gaar te laten worden. Vetrandjes om vlees worden vaak ingekerfd om tijdens een bereiding kromtrekken te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Inkoken of reduceren

A

Saus, fond of andere vloeistof in hoeveelheid laten verminderen door deze een tijdje in een open pot of pan te laten koken. Op die manier verdampt de overbodige vloeistof en wordt de saus dikker. De smaakintensiteit neemt hierdoor toe. Bij gebruik van zuivelproducten in sauzen moet dat bij een lagere temperatuur gebeuren om schiften te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Inmaakalcohol

A

Een vloeistof die voor 90% bestaat uit zuivere alcohol en voor 10% uit water en gebruikt wordt om vruchten in te bewaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Inmaken

A

Voedingsmiddelen in een bepaalde vloeistof leggen om ze een langere periode te kunnen bewaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Jardinière

A

Bereiding met verse jonge tuingroenten, bv. wortelen, erwten, uien.

18
Q

Julienne

A

Het in gelijkmatige luciferdunne reepjes snijden van groenten en vlees. De afmetingen zijn niet echt strikt te nemen, zolang de volledige julienne maar een regelmatige vorm heeft en het mooie lange fijne reepjes zijn.

19
Q

Jus

A

Saus die ontstaat als na het bakken of braden van vlees de bruine bakresten op de bodem van de pan worden losgemaakt met water of bouillon.

20
Q

Kappertjes

A

bloemknoppen van de kappertjesstruik. Ze worden opgelegd in azijn, zout of wijn en hebben een uitgesproken smaak.

21
Q

Karamelliseren

A

Suiker omzetten tot karamel door verhitting op een laag vuur. Je kunt heel lichte karamel, blonde karamel of donkerbruine karamel maken.

22
Q

Koken

A

Het (beet)gaar laten worden van verse producten in water, bouillon of andere vloeistof van 100 °C. Men onderscheidt twee manieren:

  1. Worden de ingrediënten in ruim koud water of koude bouillon opgezet, dan worden de smaakstoffen er optimaal aan onttrokken en afgegeven aan het water of bouillon.
  2. Worden ingrediënten in ruim kokend water gelegd, dan sluiten de poriën goed af en blijven de smaakstoffen in het product.
23
Q

Larderen

A

Doorrijgen, doorspekken van mager vlees, wild of gevogelte met repen vet spek om uitdroging tijdens het bakken te voorkomen.

24
Q

Lardons

A

Reepjes spek om te larderen, ook wel blokjes vet om uit te smelten.

25
Q

Lavas

A

Wilde selder die ook vaak maggiplant wordt genoemd. Heeft een krachtige smaak en wordt dus met kleine hoeveelheden gebruikt.

26
Q

Liaison

A

Mengsel van eidooiers en room, losgeklopt en gebruikt als bindmiddel voor soepen en sauzen.

27
Q

Magret

A

Ontbeende eendenborst.

28
Q

Marinade

A

Een aromatische en min of meer zure vloeistof die wordt gebruikt voor het verbeteren van de smaak en het malser maken van vlees, gevogelte, wild, vis, tofu en groenten. De samenstelling van marinade hangt af van de te marineren bestanddelen en is dus zeer uiteenlopend. Vaak gebruikte ingrediënten zijn: water, kruiden, azijn, olie, wijn, zeezout, sojasaus, worcestersaus, yoghurt… Bij het binnendringen in vlees zorgt het zuur van de marinade voor het afbreken van bindweefsel waardoor het malser wordt. De duur van het marineren of inweken hangt af van de vastheid en de grootte van het bestanddeel en varieert dan ook van seconden tot dagen.

29
Q

Marineren

A

Een kooktechniek waarbij een product in een mengsel van vloeistoffen en kruiden wordt gelegd om een extra smaak toe te voegen of het product malser te maken.

30
Q

Medaillon

A

Wordt vaak gebruikt voor een stukje vlees dat mooi rond van vorm is.

31
Q

Meunière

A

Bereiding van vis waarbij de vis wordt bestoven met bloem en gebakken in boter.

32
Q

Mirepoix

A

Bestaat uit een mengsel van selder, ui en wortel, die in grotere, kleinere of piepkleine stukjes zijn gesneden. Afhankelijk van het gerecht waarin de mirepoix gebruikt wordt, kunnen ook andere groenten of kruiden worden toegevoegd. Bij vette mirepoix wordt ook nog spek of ham toegevoegd. Mirepoix dient als smaakbasis voor bouillon, soepen, sauzen en andere gerechten.

33
Q

Miso

A

Een dikke zoute sojapasta die wordt gemaakt door gekookte soja te vermengen met rijst of tarwe, zout en een gistcultuur. Miso wordt gebruikt om soepen, sauzen, dressings en marinades op smaak te brengen.

34
Q

Monteren

A

Opkloppen van saus met klontjes koude boter, waardoor de saus bindt en een mooie glans krijgt.

35
Q

Moot

A

Dwars gesneden dikke snede visvlees uit grote vissen, bv. kabeljauw, zalm…

36
Q

Napperen

A

Oversauzen of mooi en gelijkmatig bedekken/overgieten van een koud of warm gerecht met een dun laagje saus, coulis, crème, gelei…

37
Q

Natriumbicarbonaat

A

Ook bekend als bicorbonaat, dubbelkoolzure soda, baking soda of maagzout. Natriumbicorbonaat is onmisbaar om deeg te doen rijzen. Ofwel wordt natriumbicorbonaat geactiveerd door toevoeging van een zuur ingrediënt ofwel wordt bakpoeder gebruikt wat een mengsel is van natriumbicorbonaat en cream of tartar. Natriumbicorbonaat wordt ook toegevoegd aan het kookwater van groene groenten om de frisgroene kleur te behouden.

38
Q

Niçoise

A

Duidt op aanwezigheid van tomaten, ansjovis en olijven.

39
Q

Noedels

A

Oosterse deegwaren gemaakt op basis van tarwe, rijst mungbonen of boekweit.

40
Q

Ossobucco

A

Een Italiaans gerecht dat letterlijk ‘been met gat’ betekent: gestoofde snedes kalfsschenkel bereid in een groententomatensaus.