Vaattonusregulatie Flashcards

1
Q

Wat is de vaattonusregulatie?

A

Het in stand houden van de juiste bloedtoevoer naar de organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar vindt de uitwisseling plaats en waarom?

A

In de capillairen, groot oppervlak en dunne wand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt de bloeddruk e.d. centraal geregeld?

A

Ruggenmerg, hersenen en bijnier, symphatisch en parasymphatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt de bloeddruk lokaal geregeld?

A

Respons op een vasoactieve stof kan vasoconstrictie of vasodilatatie veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt de binding van een vasoactieve signaalstof aan de receptoren in de celwand vertaald tot vasoconstrictie of vasodilatatie?

A

Klassieke perifere neurotransmitters, acetylcholine (bindt aan nicotine, parasymphatisch) en noradrenaline (symphatisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het effect van M3 receptor?

A

vasodilatatie endotheel

vasoconstrictie gladde spiercel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het effect van A1 receptor?

A

constrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het effect van A2 receptor?

A

constrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het effect van B2 receptor?

A

dilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe gaat de contractie van een gladde spier?

A

Noradrenaline uit zenuwuiteinden en bijnier bindt aan A1-adrenerge receptor op de gladde spiercel, G-eiwit geeft inositol 3 fosfaat af, calcium kanalen gaan open, fosforylatie van actine en myosine filamenten, de actine en myosine filamenten gaan samentrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe gaat de relaxatie van een gladde spier?

A

Acetylcholine bindt aan een muscarine receptor, EDRF migreert naar de gladde spiercel, daar verlaagt hij calcium en verhoogt hij cAMP/cGMP, calcium kanalen modeleren, relaxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke EDRF’s ken je?

A

Prostaglandines (zoals acetylcholine)

Nitric oxid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werkt acetylcholine als EDRF?

A

Het maakt arachidonzuur vrij omgevormd door cycloxigenase, bindt aan receptor gladde spier –> calcium verlaging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt Nitric oxid als EDRF?

A

Muscarinereceptor maakt IP3 vrij, dit zorgt voor calciumverhoging in het endotheel, hierdoor wordt de activatie van nitric oxide op gang gezet, L-arginine wordt omgezet in nitric oxide, bindt aan GC in gladde spier, cGMP zorft hierdoor voor calciumverlaging –> relaxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe gaat de relaxatie in de gladde spiercel?

A

Angiotensine II bindt aan Ang II receptor, zorgt voor calcium verhogen, relaxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe gaat de relaxatie in de endotheel cel

A

Angiotensine bindt aan Ang II receptor, contrictieve PG en endotheline 1 zorgen voor verhoging calcium, relaxatie