Urogenitaalstelsel Flashcards

0
Q

De nier is opgebouwd uit 3 verschillende zone’s, welke?

A

1) randzone ‘cortex)
-> lichaampjes van malpigi = rode stipjes
2) grenszone
-> bevat bloedvaten
3) mergzone (medulla)
-> bevat nierpyramides
-> buizen nierpyramide dringen door basispyramide in randzone
= mergstralen
=> ontstaan omgekeerde pyramide randzone = nierkelk= calyx renalis -> van elkaar gescheiden door zuilen van bertini

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Door welke kapsels word de nier omgeven?

A
  • capsula fibrosa = bindweefselkapsel

- capsula adiposa = vetkapsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bespreek de nier van Fe en Ca.

A
  • boonvormig
  • vetkapsel matig ontwikkeld
  • unilobaire, enkelvoudige nier
  • cortex en medulla voledig versmolten -> geen calyces/columnae
  • 1 centrale mergpiramide , rest pseudo-papillen
  • crista renalis
  • nierbekken bevat recessus collaterales
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek de nieren van het varken.

A
  • boonvormig
  • ovaal en dorso-ventraal afgeplat
  • vetkapsel
  • enkelvoudige nier
  • cortex voledig versmolten -> glad opp
  • medulla niet versmolten -> multipapillaire nier
  • calyces en columnae aanwezig
  • mergpiramide contacteerd meerdere papillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bespreek de nier bij kleine runderen.

A
  • boonvormig
  • glad opp
  • vetkapsel
  • enkelvoudige, unipapilaire nier
  • geen calcyces/columnae
  • nierbekken met precessus collateralis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bespreek de nier bij het rund.

A
  • omvangrijk vetkapsel
  • onregelmatig ovaal
  • enkelvoudige nier
  • cortex niet vergoeid -> gelobd opp
  • medulla niet volledig versmolten -> multipapillaire nier
  • geen nierbekken
  • urether opgedeeld in craniale en caudale hoofdgang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bespreek de nier bij het paard.

A
  • Li = boonvormig / Re = hartvormig
  • enkelvoudige nier
  • voledige versmolten cortex en medulla
  • columnae renales niet duidelijk + geen calcyces
  • renale papillen versmolten tot 1 papil = unipapilaire nier
  • nierkwabben aan craniale en caudale pool nier zenden ductus pappilaris naar uitlopers van crista renalis = recessus terminalis
  • Nierbekken bevat slijmklieren!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de ligging van de ureter.

A
  • verbind pelvis renalis met urineblaas
  • pars abdominalis en pars pelvina
  • pars abdominalis omgeven door vet + dicht bij mediaanlijn
  • pars pelvina loopt in Lig. vesicae laterale en gaat verder naar ventraal
  • > mondt uit in dorsale zijde van urineblaas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bespreek de opbouw van de urineblaas.

A
  • peervormig met corpus en apex (= vetrex vesicae)
  • op vertex vesicae kan littekenweefsel voorkomen van dichtgroeien urachuskanaal
  • caudaal versmalt blaas tot blaashals (= cervix vesicae) die overgaat in de urethra
  • ureters komen samen op kleine slijmvliesplooi = plica ureterica
  • slijmvliesplooien komen samen in crista urethralis
  • plica ureterica begrenzen trigonum vesicae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er als de blaas zich vult?

A
  • druk neemt toe
  • ureters worden tegen blaaswand gedrukt
  • terugvloei naar nieren word voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bespreek de opbouw van de urethra.

A
  • ostium urethra internum (bij blaas)
  • ostium urethra externum ( bij vestibulum vaginae)

MERRIE: kort+ kans op prolaps van de blaas bij sondage
HOND: lang + sondage onder visuele controle
RUND: lang en smal + caudoventrale blindzak = diventrikulum suburethrale
VARKEN: diventrikulum suburethrale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef de ophangbanden van de ovaria

A

aan embryologisch peritoneum:
- proximaal deel = Lig; gonadale craniale
-> dorsale lichaamswand - craniale plooi ovarium
= Lig; suspensorium ovarii
- distaal deel = Lig. ganadale caudale
-> proximaal deel = Lig. ovarii proprium caudale plooi ovarium- top baarmoederhoorn
-> distaal deel= Lig. teres uterii : Lig. ovarii proprium -canalis inguinalis - labia majora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke zone’s kan men onderscheiden bij de ovaria?

A
  • cartex ovarii = zona parenchymatosa
    • > bindweefsel en folikkels
  • medulla ovarii = zona vasculosa
    • > centraal
    • > fibro-elastisch bindweefsel met bloedvaten en zenuwen en intersitiele cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geef de delen van de eileider.

A
  • infundibulum tubae uterinae met fimbriaae tubae ,sluit ostium abdominale tubae uterinae
  • ampulla tubae uterinae
  • isthmus tubae uterinae met ostium uterinae tubae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de mesosalpinx?

A

= deel van de peritoneumplooi

= laterale uitstulping van mesovarium en doet bursa ovarica ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ontstaat de baarmoeder en de verschillende baarmoedertypes?

A
  • samensmelten kanalen van müller -> graad versmelting bepaald type

1) volledig versmolten
- uterus simplex (primaten)
2) onvoledig versmolten
- uterus bicornus (Su, Bo, Eq)
- uterus bipartitus ( cavia, Car)
- uterus duplex (konijn)
- vagina duplex (dubbele vagina = buideldieren)

16
Q

Geef de delen van de uterus.

A

1) cornu uteri = baarmoederhoorn
2) corpus uteri = baarmoederlichaam
3) cervix uteri = baarmoederhals
- > beginstuk : portio prevaginalis cervicis
- > in vagina als portio vaginalis cervicis
- > nauwe doorgang : canalis cervicis uteri

17
Q

Geef de ophangbanden van het uterus.

A
  • lig. teres uteri : overgang eileider-uterushoorn
  • lig. genito-inguinale testis : naar inwendige liesring
  • lig. latum uteri : mesovarium+ mesosalpinx + mesometrium
18
Q

Van welke structuren ligt de uterus gescheiden?

A
  • rectum met excavatio recto-genitalis
  • blaas met excavatio vesico-genitalis

blaas gescheiden van bekkenbodem door excavatio pubo-vesicalis

19
Q

Geef de delen van de vagina.

A

1) voorste deel = fornix vaginae met portio vaginalis cervicis
2) achterste deel = vestibulum vaginae

20
Q

Welke extra structuren komen voor in het vestibulum vaginae?

A

1) vestibulaire klieren (caudolateraal)
- gll. vestibulares minores en gl. vestibularis major(= klier van bartholin)
2) uitmoding Gartner (zijdelings uitmonding urethra)
= restant kanaal van Wolff
3) Bij Su en Ru: diventriculum suburethrale

21
Q

Door welke spieren word de vagina omgeven?

A
  • m. constrictor vestibuli

caudaal verbonden met m. constrictor vulvae
craniaal verbonden met m. urethralis

22
Q

geef de opbouw van de vulva.

A
  • gevomd door schaamlippen die schaamspleet vormen = rima pudendi vulvae
  • dosale vergroeing = commissura labiorum dorsalis
  • ventrale vergroeing= commissura labiorum ventralis
  • daarin clitoris: crura clitoridis, corpus clitoridis, corpus cavernosum clitoridis
23
Q

Bespreek de opbouw van de testis.

A
  • omgeven door tunica albuginea
    • > zend schotten (septulae testis) in parenchym
  • testis opgedeeld in lobuli testis
  • bloedtoevoer van a. testicularis