Untie 4 Appr 6 Flashcards
1
Q
Onverdraaglijk
A
Insuppotable
2
Q
Zenuwachtig
A
Nerveux, nerveuse
3
Q
De graad
A
Le degré
4
Q
Tegelijkertijd
A
À la fois
5
Q
De lepel
A
La cuillère
6
Q
Vervuilen
A
Polluer
7
Q
De pijn
A
La douleur
8
Q
Lang
A
Longtemps
9
Q
Beterschap
A
Bon rétablissement
10
Q
Gaat u zitten
A
Asseyez-vous
11
Q
Ik druk
A
J’appuie
12
Q
Drukken
A
Appuyer
13
Q
Schoon
A
Propre
14
Q
Een voedselvergiftiging
A
Un intoxication alimentaire
15
Q
Beschermen
A
Protéger
16
Q
Geen drinkwater
A
De l’eau non potable
17
Q
Uit voorzorg
A
Par précaution
18
Q
Aantrekken
A
Attirer
19
Q
De misselijkheid
A
La nausée
20
Q
Bakken,koken
A
Cuire
21
Q
Een zonnebrandcreme
A
Une crème solaire
22
Q
Nodig hebben
A
Avoir besion de
23
Q
Het mineraalwater
A
L’eau minérale
24
Q
Antwoord geven op
A
Répondre à
25
Allergisch zijn voor
Être allergique à
