unité 6 vol Flashcards
verleden
passé
verklaren
déclarer
vergeten
oublier
praatje / uitlating
propos
verlaten
quitter
het einde
le bout
verantwoordelijk
responsible
bevolking
population /
peuple
weg
route
vroeg / vroeger
tôt
gooien
lancer
een baan
un emploi
doel
objectif
lijken
paraître
krant
journal
ziedaar / dat is
voilà
een wil
une volonté
sturen
envoyer
delen
partager
aangezien
puisque
vastleggen
établir
(be) houden
garder
verbieden
interdire
voelen / ruiken
sentir
betalen
payer
leiden / runnen
diriger
belasten
charger
kort
court /
bref/ brève
een vertrek
un déport
met zich meebrengen / teweegbrengen
entraîner
beschikken (over)
disposer (de)
een woord
un parole
kern
fond
onthouden
retenir
type / soort
type /
genre
gemeenschap
communauté
dat wil zeggen
c’est-à-dire
bereiken
parvenir à
een borst
un sein
een telefoontje
un appel
eenheid
unité
overtuigen
convaincre
een raad
un conseil
(onder) steunen
soutenir
de vrede
la paix
overal
partout
huidig / actueel
actuel/ actuele
tegenover elkaar zetten
opposer
betekenis
signifier
trouwens
d’ailleurs
behandelen
traiter
aanduiden
indiquer
doden
tuer
snel
rapidement
rond
autour de
straat
rue
verminderen
réduire
volgens
d’ apres