Unit I Flashcards
Accuse
Beschuldigen
Addicted (to)
Verslaafd (aan)
(Be an) adult
Volwassen(e) (zijn)
Advise
Adviseren
Afford
Zich veroorloven
Apologise
Zich verontschuldigen
Ask
Vragen
Aware (of)
Zich bewust zijn (van)
Be born
Geboren zijn
Be brought up (by)
Grootgebracht zijn (door)
Become a grandparent
Grootouder worden
Beg
Smeken
Buy a house or flat
Een huis of flat kopen
(Be a) centenarian
Een honderdjarige (zijn)
Choose
Kiezen
Continue
Doorgaan
Curious (about)
Nieuwsgierig (naar)
Decide
Beslissen
Deny
Ontkennen
(Be) elderly
Op leeftijd (zijn)
Emigrate
Emigreren
End up
Aanbelanden, eindigen
Expect
Verwachten
Fall in love
Verliefd worden
Forget
Vergeten
Get divorced
Scheiden
Get engaged
Zich verloven
Get married
Trouwen
Get your first job
Je eerste baan krijgen
Go on
Doorgaan (met)